Zinkoxyde (ZnO) bevindt zich in de natuur in de gedaante van roodzinkerts; het ontstaat bij het verhitten van zink in de lucht en bij het verwarmen van koolzuur zinkoxyde of van zinkhydroxyde. Om het te bereiden, legt men een Hessischen smeltkroes schuins in een windoven, verhit dien tot gloeijens toe, vult hem met zuiver zink en zet de verwarming zoo sterk voort, dat het gesmolten zink na het wegnemen van het grijze bovenvlies ontbrandt. Het verkregen oxyde (bloem van zink, flores zinci) zuivert men door slibben en gloeijen. Ook verkrijgt men zinkoxyde bij het winnen van zink uit ertsen en bij het smelten van messing (nihilum album), bij het uitsmelten van zinkertsen en bij de ovens door oxydatie van zinkdampen (cadmia fornacum).
In het groot bereidt men zinkoxyde (zinkwit) uit zink, dat men in leemen retorten in damp verandert, welke bij het verlaten dier retorten door een verwarmden luchtstroom geoxydeerd wordt. Ook verkrijgt men zinkwit regtstreeks uit gerooste ertsen, als men deze, met kool vermengd, op den rooster van een oven, die eerst van coaks voorzien is, aan het gloeijen brengt en daarna onder den rooster, die door deuren luchtdicht is afgesloten, een luchtstroom laat doorgaan. Zoodra het erts gereduceerd wordt en de zinkdampen ontwijken, welke eerlang wederom verbranden, leidt men deze in condensatiekasten, Eerst is het zinkoxyde nog met kooldeeltjes vermengd, en men verkrijgt het zoogenaamde zinkgrijs, maar daarna volgt zuiver zinkoxyde, hetwelk naar andere condensatiekasten wordt geleid. Bij het verlaten van den oven wordt met de dampen lucht vermengd, om te verhoeden, dat de nog aanwezige zinkdampen later oxydéren. Langs den natten weg bereidt men zinkoxyde door zink op te lossen in verdund zwavelzuur (waarbij men ten laatste een overschot van metaal moet hebben), door de oplossing te behandelen met chloor, door het ijzer en mangaan te doen neerslaan met koolzuur natrium, door te filtréren, het zink neêr te slaan door de oplossing te gieten in eene kokende oplossing van soda, door het koolzuur zinkoxyde uit te wasschen en door het in glazen kolven te verhitten totdat het koolzuur uitgedreven wordt.
Zinkoxyde is een kleurloos of eenigzins geel poeder zonder reuk of smaak; het wordt bij verwarming citroengeel en schittert voor de blaasbuis met een verblindend licht en na het gloeijen ook nog eenigen tijd in het duister. Het is bestand tegen het vuur, smelt bij witgloeihitte, lost zeer weinig op in water, maar gemakkelijk in zuren, ook in kali, ammoniak en koolzuur ammonium, neemt uit de lucht koolzuur op en wordt bij een hoogen warmtegraad door kool en waterstof gereduceerd. Het is onder den naam van zinkwit en in plaats van loodwit als eene witte olieverf in gebruik en dient met chloorzink om te lijmen, alsmede in- en uitwendig (zinkzalf) als geneesmiddel. — Het zinkhydroxyde (ZnH202) wordt uit zinkzouten door kaliloog neergeslagen, kristalliseert uit de oplossing van zinkoxyde in kaliloog in geslotene vaten, is kleurloos en lost gemakkelijk op in verschillende zuren, waarmede het zinkzouten vormt, maar ook in de hydroxyden der alkali- en aardalkalimetalen, waarbij het zich als een zuur gedraagt. Het neemt koolzuur tot zich en wordt bij verwarming gemakkelijk ontleed in zinkoxyde en water.