Zimmerman. Onder dezen naam vermelden wij:
Joannes Decker Zimmerman, een Nederlandsch letterkundige, geboren te Amsterdam den 19den December 1785. Eerst werd hij letterzetter, maar studeerde vervolgens te Amsterdam en te Göttingen in de theologie, werd in 1807 predikant te Zwolle en zag zich een jaar daarna beroepen bij de Evangelisch-Luthersche gemeente te Utrecht. Hier bekleedde hij het predikambt tot 1858, ontving toen een eervol emeritaat, maar bleef te Utrecht gevestigd, waar hij den 7den Junij 1867 overleed. Van zijne geschriften vermelden wij: „Lodewijk Herder of de gevolgen eener al te groote gevoeligheid des harten (1810)”, — „Julien en Gustaaf (1811)”, — „Bonaparte, dichtstuk (1814)”, — „Alexander, tegenstuk van Bonaparte (1814)”, — „Gedicht bij de inhuldiging van ’s Lands Hoogeschool te Utrecht (1815)”, — „Feestliederen op het eeuwgetijde der Hervorming (1817)”, — „Gezangen ten gebruike voor de EvangelischLuthersche Gemeente op zondag 10 December 1826 (1826)”, — „Dichtregelen enz. (1830)”,— „Willem de Zwijger (1830)”, — „De Hollandsche Natie (1830)”, — „Negen volksliederen en zangen (1831)”, — „Vervolg op de volksliederen en zangen (1831)”, — „De prins van Oranje aan het hoofd van het leger (1831)”, en eenige cantates en zangen. Voorts redigeerde hij van 1814 tot 1829 het tijdschrift „Euphonia”, — leverde daaruit zijne: „Kinderen der vergetelheid (1825—1828, 5 dln)”, — en schreef daarenboven leerredenen enz.
Johan Carl Zimmerman, desgelijks een Nederlandsch letterkundige. Hij werd geboren te Batavia den 18den Maart 1828 en is makelaar in suiker te Amsterdam. In 1852 werd bij mederedacteur van „De Gids” en leverde onder de pseudoniemen Darie Wetan en Bernard Koster Jr. een groot aantal bijdragen, afzonderlijk uitgegeven onder den titel van „Chequeriana”. Ook in andere tijdschriften en jaarboeken vindt men opstellen van zijne hand.