Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Ziekenverpleging

betekenis & definitie

Ziekenverpleging noemt men de hulp, welke verschaft wordt aan hen, die naar ligchaam of geest ziek zijn. Zij wordt verleend in gestichten, bijv. in lazarethen, hospitalen, krankzinnigengestichten enz., werwaarts de lijders zijn overgebragt, of in de woningen der lijders. Uit de dagen der Oudheid is ons omtrent de ziekenverpleging weinig bekend. Bij de Hindoe’s hield de kaste der Soedra’s zich bezig met die taak, en een Singaleesch boek, de „Mehawanso”, maakt gewag van een hospitaal, in 437 door Pandoekashago, koning van Ceylon, gesticht.

Bij andere volken werden de zieken door hunne bloedverwanten en vrienden verpleegd. Ook de Israëlieten en Romeinen kenden geene georganiseerde ziekenverpleging; bij de eersten werden zelfs de gewonde Koningen aan hun lot overgelaten. Eerst door het Christendom is in verband met de stichting van hospitalen de ziekenverpleging een nieuw tijdperk ingetreden, en toen het Christendom zich verheven had tot de godsdienst van den Staat, werden niet alleen door Vorsten, maar ook door ambtelooze personen ziekenhuizen (xenodochiën) gesticht. Hiertoe gaven vooral de uitslagziekten aanleiding, welke tot aan het einde der 15de eeuw de menschheid teisterden. Reeds in de vierde eeuw had bisschop Basilius buiten de poort van Caesarea tot verpleging van zoodanige lijders eene stad van ziekenhuizen doen verrijzen, en dat voorbeeld vond overal in de christelijke wereld grooten bijval, zoodat ook elders op vele plaatsen leprozenhuizen en hospitalen werden gebouwd. In de middeneeuwen, gedeeltelijk reeds vóór en gedeeltelijk tijdens de Kruistogten bemoeiden zich drie ridderlijke orden met de ziekenverpleging, namelijk de Lazaristen, de ridders van St. Jan en die der Duitsche Orde. Eene vierde orde, namelijk die der Tempelridders, bepaalde zich weldra uitsluitend bij den strijd tegen de Ongeloovigen. In Pruissen werd de orde van St. Jan in 1811 opgeheven met vervallenverklaring harer goederen, maar door een Koninklijk Besluit van 23 Mei 1812 hersteld en in 1852 op nieuw verpligt tot de taak der ziekenverpleging.

Nadat de uitslagziekten in den aanvang der 16den eeuw verdwenen waren, bezigde men de ziekenhuizen tot verplegingsplaatsen van ouden en gebrekkigen, terwijl de zorg voor de zieken aan den Staat werd overgelaten. Eerst in het nieuwere tijdperk hebben ook stedelijke besturen, godsdienstige vereenigingen en bijzondere personen verplegingsgestichten doen verrijzen, en ook nu nog houden onderscheidene orden der R. Katholieke Kerk zich bezig met ziekenverpleging, armenverzorging en opvoeding van kinderen en verkrijgen daardoor een belangrijken invloed op het volk. De ziekenverpleging kan zich uitstrekken tot het leger en tot de burgerlijke bevolking. De eerste is min of meer op militaire leest geschoeid. Ten behoeve der burgerlijke bevolking heeft men in ons Vaderland R. Katholieke en Protestantsche pleegzusters, die door eene degelijke voorbereiding gevormd zijn voor hare taak en zich hieraan wijden met onbeschroomde zelfopoffering.

< >