Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Yunnan

betekenis & definitie

Yunnan of Junnan, de meest zuidwestelijke provincie van het Chinésche rijk, grenst in het zuiden aan Anam, Siam en Birma en telt op 5700 □ geogr. mijl omstreeks 6 millioen inwoners. Het land is er bergachtig, rijk aan nuttige metalen (koper, lood, tin, zink en goud), op de hoogten zeer boschrijk en levert aan de berghellingen en in de dalen eene groote hoeveelheid thee, droogerijen, opium, katoen en graan. Het noordelijk gedeelte wordt door de Jan-tse-Kiang besproeid; de Saloen en de Mekhong stroomen er zuidwaarts en de Songka oostwaarts, doch geene van deze rivieren is bevaarbaar. Hare waterscheidingen hebben eene hoogte van 400— 1600 Ned. el, en in het oostelijk gedeelte vindt men uitgestrekte meren.

De inwoners zijn grootendeels Chinézen; voorts heeft men er eenige honderdduizende Mohammedanen, die door de Birmanen en Europeanen met den naam van Panthai worden bestempeld. Deze laatsten ontwikkelden in den jongsten tijd veel geestkracht en bedrijvigheid; zij zijn slank van ligchaam, sterk van bouw en lichter van huidkleur dan de Chinézen. Omtrent hun oorsprong is men nog niet voldoende ingelicht, maar zij houden zich zelven voor nakomelingen van Arabische militaire kolonisten; dit althans is zeker, dat zij uit het westen derwaarts zijn getrokken. zij bezigen eene zeer oude taal, die met het Arabisch vermaagschapt is, en belijden den Soennitischen Islam. Wegens verdrukkingen kwamen zij in 1855 in opstand tegen het gezag der Chinézen. De Panthai verlieten huis en hof, bragten vrouwen en kinderen in het gebergte in veiligheid en veroverden onderscheidene versterkte plaatsen. Na eene achtjarige worsteling konden zij in het zuiden en oosten der provincie een zelfstandig bestuur benoemen. Het veroverde gebied werd dan ook in twee deelen gesplitst, en de militaire bevelhebbers plaatsten er zich aan het hoofd der zaken. Weldra echter ontstond er verdeeldheid tusschen de beide partijen, en in 1869 verwierf Soeleiman, de beheerscher van het westen en in de hoofdstad Tali gevestigd, het opperbewind over alle Mohammedanen van Yucatan.

De Engelschen en Franschen koesterden de hoop, dat alzoo China voor het wereldverkeer zou worden geopend. De eersten zonden in 1867 eene handels-expeditie onder majoor Sladen derwaarts, doch deze kwam niet verder dan tot aan de grenzen. Gelukkiger waren de Franschen onder de leiding van Garnier, daar zij in 1867—1868 de Mekhongrivier tot aan den 22sten graad N. B. opvoeren, de eerste Europeanen waren, die de reis door Yunnan konden voortzetten, en langs de Jantse-Kiang, naar Sjangai terugkeerden. Het was echter niet mogelijk, er handelsbetrekkingen aan te knoopen. Niet lang daarna traden de Chinezen als aanvallers op en veroverden in October 1872 de hoofdplaats Tali, waardoor de heerschappij der Panthai een einde nam. Na dien tijd is het bewind er weder in handen van Chinésche ambtenaren of eigenlijk van Chinésche fortuinzoekers, en de worsteling duurt nog altijd voort.

In 1874 gelukte het den Engelschen ingenieur Margary van het noorden tot aan Birma door het land te trekken. Daarentegen kwamen de Chinézen met kracht in verzet tegen den togt van de Engelsche handels-expeditie, welke den 12den December 1874 onder kolonel Browne uit Rangoon in Achter-Indië over Birma naar Yunnan wilde reizen. Margary, die in het gevolg der expeditie door Yunnan de terugreis wilde aannemen, werd den 22sten Februarij 1875 gedood, en deze overrompeling gaf aanleiding tot ernstige vertoogen te Peking en aan het Hof te Birma, waarna eene Engelsch-Chinésche commissie werd benoemd. In October 1875 vertrok deze van Peking naar Yunnan. De Chinésche regéring gaf gestrenge bevelen en deed de schuldigen straffen , zoodat deze zaak geene verdere gevolgen had. Van de grenzen van Yunnan werd de Engelsche commissaris Grosvenor door eene Engelsch-Indische lijfwacht van 300 man door Birma heen naar het Engelsche grondgebied gebragt.

< >