Young. Onder dezen naam vermelden wp:
Edward Young, een Engelsch dichter en de zoon van een predikant. Hij werd geboren in 1684 te Upham in Hampshire, studeerde te Oxford in de regten en verwierf door zijn gedicht: „On the last day (1714)” een begunstiger in den hertog van Wharton, met wien hij in 1717 naar Ierland vertrok. In 1719 vestigde hij zich te Londen. Daar hij vergeefsche pogingen deed om aan eene regtbank te worden geplaatst, trad hij, hoewel reeds meer dan veertig jaren oud, in den geestelijken stand, verwierf door een lofdicht op koning Georg II in 1828 de betrekking van Hofkappelaan en verwisselde deze in 1730 met de predikantsplaats te Wetwyn in Hertfortshire. Reeds in 1726 waren zijn eerste hekeldichten onder den titel: „The universal passion (namelijk de ijdelheid of de zucht naar roem)” in het licht verschenen en hadden hem 3000 pond sterling opgebragt, die hij echter door eene verkeerde speculatie (Sonth-sea bubbles) eerlang weder verloor. Het overlijden van zijne echtgenoote en van zijne beide stiefkinderen gaf aanleiding tot zijn beroemd dichtwerk: „The complaint, or night-thoughts (1741 en later)”, hetwelk verhevene beschouwingen bevat over dood en eeuwigheid.
Het is in rijmlooze verzen geschreven en vond in geheel Europa ongemeenen bij val, hoewel het thans meer en meer vergeten wordt. Men heeft den dichter wels eens bij Klopstock vergeleken, doch tusschen die beiden bestaat het belangrijk verschil, dat de beredeneerde Engelschman bij alle verhevendheid der taal zich steeds beweegt op het gebied van het practisch leven terwijl de Duitsche dichter in hoogere gewesten omdoolt. De practische geest van Young blijkt inzonderheid uit zijne hekeldichten: „The Centaur not fabulous (1755)”, waarin vooral over ongeloof en zingenot als de hoofdkwalen van dien tijd de staf wordt gebroken. In 1759 schreef hij zijn merkwaardigen brief: „On orginal composition”, waarin hij als een ijverig verdediger van Shakspere optreedt. Hij overleed te Wetwyn den 12den April 1765, en zijne gezamenlijke werken zijn in 1757 en later meermalen in het het licht verschenen. Zijne „Night-thoughts” zijn onder den titel van „Nachtgedachten” ook in het Nederlandsch vertaald.
Thomas Young, een Engelsch geleerde, geboren den 13den Junij 1773 te Milverton in Somerset. Hij erlangde zijne opleiding te Bristol, studeerde te Compton in de klassieke en Oostersche talen, in de wiskunde, kruidkunde en proefondervindelijke natuurkunde, voorts te Londen en te Edinburgh in de geneeskunde, zag zich wegens zijne verhandelingen over het zien en over de kristallens van het oog benoemd tot lid der Royal Society en begaf zich in 1795 naar Göttingen, waar hij zich bekend maakte met de Duitsche taal en letterkunde. Na zijn terugkeer in Engeland werd hij fellow te Cambridge, vestigde zich weldra als arts te Londen, werd hoogleeraar in de natuurkundige wetenschap aan het Royal Institution en gaf onderscheidene werken in het licht over wis- en natuurkunde, o. a.: „A syllabus of a course of natural and experimental philosophy (1802)”, waarin hij eene verklaring gaf van de belangrijkste verschijnselen van het zien en de wet der interferentie van het licht verkondigde. In 1804 liet hij zijne hoogleeraarsbetrekking varen, om zich geheel en al aan de geneeskunde te wijden, en was van 1811 tot aan zijn dood arts van het St. George Hospitaal. Hij schreef voorts: „Course of lectures on natural philosophy and the mechanical arts (1807,2 din)”, — „Remarks on Egyptian papyri (1815)”, — „Hieroglyphics (1823)”, — „Account on some recent discoveries in hieroglyphical literature (1823)", — „Egyptian dictionary (1829)”, — „Elementary illustration of the celestial mechanics of Laplace (1821)”, — en „Miscellaneous works (1825, 3 din)”. Ook gaf hij van 1829 tot 1830 den „Nautical Almanac” in het licht. Hij overleed den lOden Mei 1829.
Brigham Young, een opperhoofd der Mormonen in Noord-Amerika. Hij was geboren den lsten Junij 1801 te Whitington in den Staat Vermont, werd landbouwer, evenals zijn vader, ging in 1832 over tot de secte der Mormonen en zag zich in 1835 in den kring der twaalf apostelen opgenomen. Als verkondiger des geloofs reisde hij in de oostelijke Staten der Unie en in Engeland, bezorgde de eerste uitgave van het boek „Mormon”, vervaardigde een gezangboek ten behoeve van zijne secte en stichtte het tijdschrift: „De duizendjarige ster”. Na den dood van Joe Smith (27 Junij 1844) kwam hij als eerste der twaalf apostelen aan het hoofd der Mormonen en bestuurde na de verwoesting der kolonie te Hanvoo in Illinois , in 1847 den togt naar het Zoutmeer in Utah. Hij regeerde den priesterstaat op zoodanige wijze, dat door bevordering der nijverheid de welvaart aanmerkelijk toenam. In 1852 verkondigde hij „de hemelsche wet van het huwelijk”, namelijk die der veelwijverij, maar in 1857 moest hij het wereldlijk opperbestuur over Utah aan de Unie afstaan. Hij overleed te Salt Lake City den 29sten Augustus 1877, twee millioen dollars, 17 vrouwen en 44 kinderen achterlatende. Zie voorts onder Mormonen.