Wraakgodinnen (Erinnyen, Eumeniden, Furiën). Deze, ten getale van drie, namelijk Alecto, Tisiphone en Megaera, komen het eerst voor bij Eurípides en bij de Alexandrijnsche dichters. Volgens Hesíodus ontstonden zij uit de bloeddroppels, die uit de door Kronos (Saturnus) zijnen vader afgesnedene geslachtsdelen ter aarde vielen. Aeschylus noemt ze dochters van den Nacht, — Sóphocles dochters van de Duisternis en van Gaea (de Aarde).
Als onverbiddelijke wreeksters van elke krenking der door de natuur geheiligde banden des bloeds, bepaaldelijk van den moord, op bloedverwanten gepleegd, is haar aard en wezen inzonderheid door de treurspeldichters beschreven, in de eerste plaats door Aeschylus in zijne „Eumeniden”. Daarop rust voorts de prachtige beschrijving der wraakgodinnen in de „Kranichen des Ibykos” van Schiller. Zij wonen onder de aarde als oude, op vampyrs gelijkende maagden, met klaauwen aan de handen en met bloed beloopene oogen. Zij brengen den misdadiger tot zinsverbijstering en waanzinnigheid, vervolgen hem evenals honden het opgejaagde wild, en pijnigen hem met haar huiveringwekkend wraakgezang. Deze vreeselijke godinnen zijn echter niet onvermurwbaar; wanneer de overtreder door boete van de schuld gereinigd is, laten zij hare vervolging varen en veranderen in welwillende wezens (Eumeniden). Zóó althans is de voorstelling van Aeschylus. Voorts hadden de Wraakgodinnen, als een dreigend schrikbeeld voor alle overtreders, het opzigt op het zedelijke en het goede, zoodat zij velen tot zegen strekten, zooals door den naam Eumeniden reeds wordt aangeduid. Ook Demeter (Ceres), die als eene donderwolk, grommend, maar toch zegenend, wordt voorgesteld, draagt den bijnaam van Erinnys.
Opmerkelijk is het, dat later de monsterachtige wraakgodinnen van Aeschylus het schoonheidsgevoel der Atheners kwetsten, zoodat na den tijd van Péricles de Wraakgodinnen op het tooneel zich vertoonden als ernstige, gevleugelde maagden, in het rijk versierde gewaad van jageressen, met een band van slangen in het haar en fakkels, geeselroeden of slangen in de handen. Om de snelheid aan te duiden, waarmede zij den misdadiger achterhalen, hechtte men vleugels aan hare schouders. Zoo worden zij voorgesteld door de kunst. Te Athene hadden zij een heiligdom bij den Heuvel van Ares (Mars) aan de naar de Acrópolis toegekeerde zijde, — voorts nog een ander, namelijk het Heilig Woud te Kolonos, in de nabijheid der stad, bekend als de laatste wijkplaats van Oedípus. In de dienst der Wraakgodinnen werd voorzien door de Areopagieten, en de beschrijving van haar wezen als Eumeniden bij Aeschylus rust dan ook op het verhaal der stichting van den Areópagus, — eene regtbank, die door zachtere instellingen een einde maakte aan de voormalige bloedwraak.
De offeranden bestonden uit zwarte schapen en werden er soms bij nacht aangeboden, somtijds bij het licht der fakkels, welke vervolgens met het bloed der offerdieren in een in dat heiligdom aanwezigen afgrond werden geworpen. Ook vierde men jaarlijks te Athene het feest der Erinnyen, waarbij drankoffers van wijn en honig werden gebragt. De Furiën (Dirae Deae) der Romeinen komen overéén met de Wraakgodinnen der Grieken. Zij bevonden zich als pijnigende bewaaksters der misdadigers in de Onderwereld, maar begaven zich ook wel op Aarde onder de menschen, om deze met waanzin en bloedige wraakzucht te vervullen.