De Witte zee, door de Russen Bjelojè More geheeten, is dat gedeelte der Noordelijke IJszee, hetwelk gelegen is tusschen kaap Kanin Noss, de noordwestkust van het schiereiland Kanin en het Heilige Voorgebergte (Swatoi Noss) aan de kust van het schiereiland Kola, zuidwaarts zich uitstrekt tot 64° N.B., in het Russische gouvernement Archangel en zich hier verdeelt in de Dwinabaai ten oosten, de Onegabaai ten zuiden en de Kandalasjbaai ten westen.
Aan haren mond tusschen genoemde kapen heeft zij eene breedte van 170 Ned. mijl en wordt daarna allengs smaller tot 110 Ned. mijl. Zij beslaat eene oppervlakte van 2227 □ geogr. mijl, waaronder de noordoostwaarts van de kaap Woronow in het land zich uitstrekkende baai, waarin de Mesen zich ontlast, begrepen is. In den mond van de Onegabaai ligt de groep der Soloweskische Eilanden met een versterkt klooster. De kusten zijn meestal vlak en eenvormig, alleen in het noorden en oosten eenigzins bergachtig en van vele meren en kleine rivieren voorzien. De Witte Zee is telken jare ongeveer honderd dagen, namelijk van het laatst van Mei tot het begin van September, vrij van vast ijs, zoodat zij slechts in de maanden Junij, Julij en Augustus geopend is voor de scheepvaart. Tot in Julij voert een dikke mist er gedurig heerschappij. Door twee kanalen, die de Dwina met de Wolga en de Dnjepr verbinden, is eene regtstreeksche scheepvaart tot stand gebragt van de Zwarte en de Caspische Zee naar de Witte Zee. De oeverbewoners van deze, Lap- en Finlanders en Samojeden, houden zich bezig met visscherij, zeehondenvangst en jagt.
De voornaamste koopstad is er Archangel, en tot de kleinere havenplaatsen behooren er Mesen, Onega, Sumsky-Possad en Kem, waar vooral timmerhout en allerlei houten voorwerpen worden uitgevoerd. De handel wordt er hoofdzakelijk gedreven door middel van Russische schepen, die eenige voorregten genieten. De waterweg naar de Witte Zee werd in 1553 ontdekt door den Engelschman Richard Chancellor, die deel nam aan eene expeditie onder Hugh Willoughby tot het opsporen van eene noordoostelijke doorvaart. De Engelschen deden toen aan den mond der Dwina bij het klooster van den aartsengel Michaël het kleine fort Archangel als stapelplaats van hunnen handel op Rusland verrijzen.