Nicolaas Witsen, de zoon van Cornelis Witsen, burgemeester van Amsterdam, was evenals zijn vader een voorstander van de beoefening der oudheden en fraaije letteren. Nadat hij in 1664 te Leiden was bevorderd tot doctor in de regten, volbragt hij eerst eene reis naar Rusland en vervolgens naar het oosten en zuidoosten van ons werelddeel en leverde uitmuntende kaarten van het noordelijk en oostelijk gedeelte van Azië en Europa.
Hij werd later tot dertienmaal toe tot burgemeester van zijne geboorteplaats benoemd en nam, als vriend van Willem III, deel aan de kloeke onderneming, die in 1688 de vrijheid bezorgde aan Engeland. Hij vertrok vervolgens als gezant van de Staten derwaarts, stond tevens zeer in aanzien bij czaar Peter de Groote en schreef: „Aloude en hedendaagsche scheepsbouw en bestier (1671)”, alsmede: „Noord- en Oost-Tartarijen of beschrijving van eenige Tartaarsche en naburige gewesten in de Noord- en Oostelijke deelen van Azië en Europa (1705, 2 dln in fol.)”, tot welk geschrift czaar Peter hem belangrijke hulpmiddelen verleende.
Witsen ondersteunde voorts reizigers, die ten behoeve der wetenschap vreemde landen wilden bezoeken, zooals Evert IJsbrandts Ides uit Glückstadt, gezant van Peter de Groote in China van 1692 tot 1695, die zijne reis door Siberië in de Nederlandsche taal beschreef en de gewigtige diensten erkende, hem bewezen door de kaart van Noordelijk Rusland, door Witsen ontworpen. Deze reisbeschrijving verscheen in 1704. Ook de schilder Cornelis de Bruyn werd door Witsen ondersteund, daar die kunstenaar van 1674 tot 1693 Italië, Klein-Azië, Constantinopel, den Griekschen Archipel, Egypte en Syrië bezocht, de merkwaardigste landschappen afteekende en deze in plaat bragt, ja, zelfs een gedeelte van de gebeeldhouwde steenen van Persépolis met zich nam en afstond aan den Vorst van Brunswijk-Wolfenbüttel en aan Witsen. Ter eere van laatstgenoemde als bevorderaar en beschermer der wetenschap werden twee gedenkpenningen geslagen, en hij overleed te Amsterdam den 10den Augustus 1717.