Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wilkie

betekenis & definitie

Wilkie (David), een beroemd Engelsch schilder, geboren den 18den November 1785 te Cults in het Schotsche graafschap Fife, bezocht in 1796 de académie te Edinburgh en vertrok in 1805 naar Londen, waar hij zich bekend maakte door de stukken: „De dorpspoliticus (1806)”, — „De blinde vioolspeler (1808)”, — „De gewonde vinger”, — en „De pachtbetaling”. In 1811 zag hij zich tot lid der Koninklijke Académie en in 1823 tot Schotsch Hofschilder benoemd. Van zijne kunstgewrochten uit dien tijd noemen wij: „De kinderen op de rattenjagt”, —„De dorpskermis’, — „Het blindemannetje-spel” —„Duncan Gray”, — „Het konijntje (1816)”, — „Het ontbijt (1817)”, — „De kleine bode”,— „De familie Walter Scott (1818)”, — „De voorlezing van het testament (1820)”, — „Raad eens (1821)”, — „De invaliden te Chelsea, de tijding lezend van den slag bij Waterloo (1821)”, — „De aankomst van koning George IV te Leith (1821)”, — „De prediking van John Knox in de hoofdkerk te St. Andrews”,— en „De familie in het gebergte (1825)”. Tot herstel zijner gezondheid vertoefde hij van 1825 tof 1828 in Italië en Spanje, waar hij eene reeks van tafereelen schilderde uit den oorlog op het Pyrenesche schiereiland van 1808 tot 1814, welke zich thans te Londen in het Koninklijk muséum bevinden. Wilkie volgde het voetspoor van Hogarth en onderscheidde zich, evenals deze, door eene naauwkeurige waarneming van het karakteristieke in de natuur, alsmede door den dramatischen inhoud zijner stukken, terwijl hij tevens veel te danken had aan de Hollandsche genreschilders. De schilderijen, na zijn terugkeer uit Spanje vervaardigd, doen ons echter denken aan Titiaan en Velasquez. Tot dit tijdperk behoort o. a. zijn „Columbus (1835)”. In 1830 zag Wilkie zich tot eerste-Hofschilder benoemd en leverde onderscheidene portretten van leden van het Koninklijk gezin. Voorts schilderde hij eenige historiestukken, zooals: „Paus Pius VII te Fontainebleau, aan Napoleon I de onderteekening weigerend van het Concordaat” en „De vlugt van Maria Stuart uit het kasteel Lochleven (1837)”. Voorts schilderde hij: „Sir David Baird, het lijk van Tippoo Sahib vindend” en „Paulus III en Benvenuto Cellini”, alsmede „Keizerin Josephine van Frankrijk bij de waarzegster”. In deze stukken kan men den meester der Engelsch-Hollandsche school niet meer herkennen, maar er zijn ook andere, welke als het ware terugwijzen op een vroeger tijdperk,_ zooals: „De bruid aan haar toilet”, — „De eenige dochter (1839)”, — „De Spaansche moeder met haar kind (1834)”, — „De zaturdagavond van den daglooner”, — „Het gebed aan tafel”, — „De dood van het hert”, — en „De Iersche whiskeystokerij”. In 1840 begaf hij zich naar het Oosten en overleed gedurende de terugreis op een schip in de nabijheid van het het eiland Malta den 1sten Junij 1841. Hij heeft ook een aantal gravures geleverd, en in het Nationaal Muséum verrees een standbeeld te zijner eere.

< >