Fife is een van de meestbevolkte en rijkste graafschappen van Schotland. Het ligt aan de kust der Noordzee tusschen de Forth- en de Clyde-baai, grenst ten westen aan de graafschappen Perth, Kinross en Clackmannan, en telt op ruim 24 □ geogr. mijlen omstreeks 155000 inwoners. Het behoort grootendeels tot de Schotsche Laaglanden. Slechts het noordwestelijk gedeelte is eene afwisseling van bergen en heuvels, van welke de West-Lomond zich ter hoogte van 500 Ned. el verheft; voor 't overige is er de bodem veelal moerassig en onvruchtbaar.
Het zuidoostelijk gedeelte daarentegen is over het geheel vlak en voor bebouwing geschikt, — alsmede de boorden van de Eden of de zoogenaamde „How of Fife”. Behalve gemelde rivier stroomen er de Orr, de Leven en de Kenty naar de Noordzee. Omstreeks 68% van den grond is in dit graafschap bebouwd. Men oogst er tarwe en gerst, maar vooral haver, knollen, aardappels en boonen. Natuurlijke wouden zoekt men er te vergeefs, maar er zijn vele bosschen geplant van essen-, ijpen-, dennen- en kastanjeboomen. Belangrijk is er voorts de veeteelt, alsmede de rivier- en de zeevisscherij. Het runderenras van Fife is beroemd; het onderscheidt zich door zijne zwart-grijze kleur en door korte, regtstandige horens. Ook veredelt men er het paarden- en schapenras.
Voorts leveren de mijnen er ijzer, steenkolen, kalksteen en marmer, terwijl er hier en daar edelgesteenten gevonden worden. Men weeft er veel linnen stoffen, en het tafellinnen van Dunfermline is zeer in trek. Talrijk zijn er dientengevolge de garenfabrieken, en men vervaardigt er tevens laken, enz. In sommige havenplaatsen bloeit de scheepsbouw. Het graafschap zendt één afgevaardigde naar het Parlement, en 12 steden en dorpen benoemen er 3. De hoofdstad is Cupar aan de Eden en de Lady, alsmede aan den spoorweg. Zij telt 15000 inwoners en onderscheidene fabrieken. In rang op deze stad volgt Dunfermline.
De graven van Fife behooren tot eene oude Schotsche familie. Hun stamvader is Macduff, die door Kenneth II tot loon zijner dapperheid, in den oorlog tegen de Pieten betoond, tot Thane van Fife verheven werd. De merkwaardigste leden van dit geslacht zijn: Macduff, graaf van Fife, door den wettigen koning Lonmore, dien hij tegen Macbeth verdedigde, in 1061 tot graaf benoemd, — en James Duff, graaf van Fife, viscount Macduff, pair van Engeland. Deze in 1776 geboren, woonde het Congrès te Rastadt bij, werd belast met diplomatische zendingen naar de Hoven te Berlijn en te Weenen, en streed in Spanje tegen de Franschen. Wegens zijne dapperheid benoemde de Cortes hem tot generaal-majoor, waarna hem later in Engeland de waardigheden van pair en van opperkamerheer werden opgedragen.