West-Friesland is de voormalige naam van een gedeelte der Nederlandsche provincie Noord-Holland. Het grensde in het zuiden aan Kennemerland en Waterland en werd voor een groot deel door de Zuiderzee bespoeld. De Zijpe, de Wieringerwaard, de Waard- en Groetgronden, de tegenwoordige Anna Paulowna-polder en het Koegras waren de buitendijksche landen van West-Friesland, dat, zelf de steden Medemblik, Hoorn en Enkhuizen bevattend, in 4 deelen, Dregterland, de Vier Noorderkoggen, Geertmer-ambacht en de Schager- en Niedorper Koggen was verdeeld. Het is zoowel door overstroomingen als door indijkingen aanmerkelijk van gedaante veranderd.
Reeds de eerste graven van Holland vonden in de West-Friezen hardnekkige bestrijders. Zij moesten sedert de 10de eeuw zich bij herhaling toerusten tot den oorlog vóórdat tegen het einde der 13de eeuw hun gezag aldaar voor goed werd erkend. Twee van hen, Arnoud en Willem II, verloren er het leven. Tijdens den opstand tegen Spanje behoorden de steden van West-Friesland tot de eersten, die na de verovering van den Briel het Spaansche juk van de schouders wierpen. Deze deden dan ook pogingen, doch te vergeefs, bij de vestiging der Republiek dit gewest als een afzonderlijk deel in de Unie te doen opnemen. Het werd met Kennemerland en Waterland als het Noorderkwartier van Holland beschouwd, hoewel de gezamenlijke afgevaardigden der provincie den titel voerden van Staten van Hollanden West-Friesland.