Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Weilen

betekenis & definitie

Weilen (Joseph), eigenlijk Weil, een dramatisch dichter, geboren den 28sten December 1830 te Tetin bij Praag, bezocht het gymnasium in laatstgenoemde stad, vertrok in het begin van 1848 naar Weenen, om aldaar zijne studiën voort te zetten, maar werd in de Maartrevolutie betrokken en in October, toen er de staat van beleg was afgekondigd, als gemeen soldaat ingelijfd in een Infanterieregiment in Hongarije. Door ijver en bekwaamheid werd hij reeds in December 1849 bevorderd tot officier, terwijl hij geene gelegenheid verzuimde om zijne wetenschappelijke kennis uit te breiden. In 1852 werd hij leeraar in de geschiedenis aan de militaire school te Hainburg, kort daarna luitenant-kolonel en in 1854 professor in de geschiedenis aan de académie voor ingenieurs te Znaïm.

In 1861 zag hij zich verplaatst naar Weenen als scriptor aan de Hofboekerij en als hoogleeraar in de Duitsche letterkunde aan de school van den generalen staf. In 1874 verkreeg hij van den Keizer de Orde van de IJzeren Kroon, welke adeldom verleent. Hij schreef:

— „Phantasien und Lieder (1853)”,
— „Die Männer vom Schwert (3de druk, 1855)”,
— het treurspel „Tristan (1860; 2de druk, 1872)”,
— „Am Tag von Oudenarde (1865)”,
— de drama’s „Edda”, „Drahomira” en „Rosamunde”, verzameld in zijne „Dramatische Dichtungen (1868-1870, 3 dln)”,
— „Graf Horn (1871)",
— „An der Pforte der Unsterblichkeit (1872)”,
— „Der neue Achilles, Schauspiel (1872)”,
— „Dolores (1874)”,
— „Heinrich von der Aue (1874)”,
— „Aus dem Stegreif (1876)”,
— en „Gedichte (1863)”.

< >