Onder dezen naam vermelden wp:
James Ward, een uitstekend Engelsch slagvelden- en dierenschilder, geboren te Londen den 23sten October 1769. Vele stukken van dezen kunstenaar zijn door de graveernaald algemeen bekend gemaakt. Op aanzoek van het British Institution schilderde hij eene allegorische voorstelling van den Slag van Waterloo. Voorts leverde hij onderscheidene genrestukken, vooral tooneelen met smokkelaars en wildstroopers. In 1811 werd hij lid van de Académie te Londen, en overleed te Cheshunt den 23sten November 1859.
Edward Matthew Ward, een voortreffelijk Engelsch historieschilder, geboren te Londen in 1816. Hij ontving zijne opleiding aan de Académie aldaar en bezocht vervolgens Rome, München en Parijs. Aanvankelijk schilderde hij historische genrestukken, maar bepaalde zich later bij het historieschilderen en werd in 1855 lid der Académie. Tot zijne beste stukken behooren o. a.: „De afreis van Lafleur naar Montreuil”, — „Oliver Goldsmith, voor de boeren van zijn dorp op de fluit spelend”, — „Johnson in de antichambre van lord Chesterfield”, — „Het afscheid van lord Clarendon na zijn laatste onderhoud met Karel II, — „Gesprek van Karel II met Nel Groynne”, — „Jacob II bij het berigt der landing van den prins van Oranje”, — „Het gezin van den Koning van Frankrijk in den Temple”, — „Charlotte Corday op weg naar het schavot”, — „Teleurstelling der aandeelhouders in de Zuidzee-compagnie”, — „De moord van Riccio”, — „De dood van Karel II”, — „Het toilet der dooden”, — „Een koninglijk huwelijk”, — „Eene Koningsdochter”, — „In het atelier van Hogarth”, — „Grinling Gibbon’s eerste voorstelling aan het Hof', — „Lodewijk XVI in den Temple”, — en „Anna Boleyn op weg naar de geregtsplaats”. Sedert 1852 schilderde hij fresco’s in het Parlementsgebouw.