Walaeus (Antonius) of de Wale, een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde, geboren te Gent den 30sten October 1573, ontving zijne eerste opleiding te Middelburg, studeerde te Leiden in de theologie, volbragt drie jaren daarna eene reis door Zwitserland, bezocht de hoogescholen te Heidelberg en te Bremen en werd eerst predikant te Koudekerk en toen te Middelburg, waar hij tevens hoogleeraar was in het Grieksch en in de wijsbegeerte aan het athenaeum. In 1618 zag hij met twee andere predikanten op de Synode te Dordrecht zich belast met de vertaling van het Nieuwe Testament en van de Apocryphe Boeken, welke taak nagenoeg alleen door hem werd volbragt. Inmiddels was hij hoogleeraar geworden te Leiden en overleed aldaar den 9den Julij 1639.
Van zijne geschriften vermelden wij: „Het ampt der Kerckedienaeren ende authoriteyt, die eene hooghe christelycke overheydt daerover toekomt (1615)”, — „Compendium ethicae Aristotelicae ad normam veritatis christianae revocatum (1627)”, — en „Disputatio de quatuor Remonstrantium articulis etc. (1665)”. Zijne „Opera theologica omnia” verschenen in 1623 in 2 deelen in folio. — Zijn zoon Johannes, geboren te Koudekerk den 27sten December 1604, werd in 1633 buitengewoon en in 1648 gewoon hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden en overleed 5den Junij 1649. Zijne geschriften zijn bevat in „Excellentissimi et clarissimi viri domini Johannis Walaei omnia (que hactenus inveniri potuere) ad chyli et sanguinis circulationem pertinentia (1660)”.