Vulcanus, door de Grieken Hephaestus geheeten, was bij deze en bij de Romeinen de god van het vuur en van de smederijen. Hij wordt voorgesteld als een zoon van Zeus en Hera (Jupiter en Juno), die wegens zijn leelijken ligchaamsvorm door zijne moeder van den Olympus geslingerd, maar op het eiland Lemnos door de zeegodinnen Thetis en Eurynome van den dood gered en in eene grot verpleegd werd. Door zijn val bleef hij steeds hinken en ontving later tot vergoeding Venus tot vrouw, die echter betrekking aanknoopte met Mars. Behalve op Lemnos en op de Liparische eilanden hield Vulcanus zijn verblijf in den Etna op Sicilië, waar hij bliksempijlen smeedde voor Zeus.
Om die reden hebben de vuurspuwende bergen naar hem den naam van vulcanen ontvangen. Hij is voorts de god der werktuigelijke kunsten, en aan hem en zijne werklieden, de Cyclopen, worden door de dichters allerlei verwonderlijke gewrochten toegekend. Men beeldt hem af als een oud, misvormd man, met een smidshamer in de regter en eene vuurtang in de linker hand.