Vitringa. Onder dezen naam vermelden wij:
Lambertus Julius Vitringa, een Nederlandsch schrijver, geboren te Arnhem in 1753. Hij studeerde en promoveerde in de regten te Franeker, vestigde zich als advocaat te ’s Gravenhage en overleed aldaar in 1810. Hij schreef: „Gedachten over de pligten der onzijdige mogendheden en hare onderdanen enz. (1777)”, — „De eer der Hollandsche natie en van hare wetgevers, rechters en rechtsgeleerden verdedigd enz, (1777)”, — en „De valschelijk ontmaskerde jonge practizijn enz. (1777)”.
Campegius Lambertus Vitringa, geboren te Elburg den 22sten Maart 1786. Hij studeerde en promoveerde in de regten te Harderwijk en vestigde zich als advocaat te Arnhem. Daarna werd hij griffier van het kantongeregt te Aalten en later te Harderwijk, vervolgens notaris te Nunspeet en tevens burgemeester van Ermeloo, en overleed op zijn buitenverblijf te Nunspeet den 6den September 1864. Hij schreef een „Gedenkschrift” in 4 deelen, van welke de laatste drie getiteld zijn : „Staatkundige geschiedenis der Bataafsche Republiek (1857—1864)”.
Anne Johan Vitringa, een geestrijk Nederlandsch letterkundige en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Harderwijk den 29sten September 1827, studeerde te Groningen en te Leiden in de letteren en werd na zijne promotie in 1862 rector te Deventer, waar hij in 1864 den titel ontving van hoogleeraar aan het athenaeum. Van zijne geschriften vermelden wij: „De wijsbegeerte voorgesteld in hare ontwikkeling, eene geschiedenis der filosophie (1ste dl)”, _ „De wijsbegeerte vóór Aristóteles (1855)”, — „Open brief aan mr. C. W. Opzoomer over het doel en de waarde der bespiegelende wijsbegeerte (1855)”, — „Tegenwoordige toestand en plan tot hervorming van het middelbaar onderwijs (1860)”, — „De emanatie-leer en haar invloed op het Christendom (1867)”, — „Over opvoeding en emancipatie der vrouw (1869)”, — „Was de Christelijke liefde een nieuw en oorspronkelijk beginsel enz. (1820)”, — „De opvoeding des gemoeds, wenken, inzonderheid voor vrouwen over den huiselijken omgang met kinderen (1871)”, — „De mensch beschouwd als dierlijk en geestelijk wezen (1874)”, — „Fransche school en burgerschool (1873)”, — „Een bezoek bij von Bismarck (1877)”, — „Darwinia (1877)”, — „Van hemel en aarde (1878)”, — „Nette menschen (1878)”, — en „Een Koningsdroom (1880)”, — voorts vele opstellen in tijdschriften. Tot zijne pseudoniemen behooren Jan Holland en Jochem van Ondere.