Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Visser

betekenis & definitie

Visser (Hans Willem Cornelis Anne), een Nederlandsch letterkundige, geboren te St. Anna Parochie (Friesland) in 1773, studeerde te Franeker en werd in 1795 predikant te Warns en in 1809 te IJsbrechtum, waar hij den 20sten September 1826 overleed. Hij was gedurende eene reeks van jaren schoolopziener en secretaris der provinciale commissie van onderwijs in Friesland. Van zijne geschriften vermelden wij, behalve talrijke verhandelingen en redevoeringen: „Inleiding in de boeken des Ouden Testaments en des Nieuwen Testaments (1810)”, — „Woordenboek van alle oorspronkelijke woorden der Nederlandsche taal (1813)”, — „Over de volstrekt noodzakelijke kundigheden, welke in de scholen behooren medegedeeld te worden (1819, bekroond door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen)”, — „Bijbeloefening over den brief van Paulus aan de Philippensen (1825)”, — „Wenken en onderrigtingen aan onderwijzers (1824)”, — De vorming der jeugd enz. (1824)”, — „Archief voor vaderlandsche en inzonderheid Vriesche geschiedenis, oudheid en taalkunde (met H. Amersfoort, 1824)”, — en „Nieuwe bijdragen tot bevordering van de kennis en verbetering van de eeredienst enz. (1824, 2 dln)”.

< >