Valladolid, eene provincie in het Spaansche koningrijk Oud-Castilië, telt op ruim 143 □ geogr. mijl omstreeks 250000 inwoners, is met vlakten en heuvelstreken bedekt, door de Douro, Pisuerga en Adaja besproeid, in het westelijk gedeelte niet zeer vruchtbaar en tevens schraal bevolkt, in het algemeen slecht voorzien van geboomte, en levert hoofdzakelijk tarwe, meekrap en wijn. De Castiliaansche en Galicische heirweg, alsmede de spoorweg van Valencia naar Salamanca doorsnijden dit gewest. — De evenzoo genoemde hoofdstad, in eene schoone vlakte aan de Pisuerga en aan het kanaal van Castilië gelegerd, is een station van den Noorderspoorweg, heeft 6 poorten, onderscheidene openbare pleinen, onder welke zich de Plaza Mayor bevindt, een vierkant met op zuilengangen rustende paleizen, het driehoekig Campo Grande en het achthoekig El Oehavo, — voorts 15 kerken, waartoe de door Philippus II in 1585 gestichte hoofdkerk behoort, wier toren in 1841 instortte, — 9 kapellen, een koninklijk kasteel (thans gedeeltelijk tot kanselarij gebezigd), een fraaijen schouwburg, onderscheidene hospitalen en andere instellingen van weldadigheid en sierlijke wandelparken. Van de voormalige 39 kloosters, van welke sedert 1835 vele verwoest en verdwenen zijn, dient het door Torquemada in de 15de eeuw gebouwde Dominicaner klooster met een prachtig in spitsboogstijl opgetrokken portaal thans tot tuchthuis, en het Benedictijner klooster tot kazerne. Deze stad is eene vesting van den eersten rang, — voorts de zetel van den kapitein-generaal van Oud-Castilië, van een aartsbisschop en van een hooggeregtshof.
Behalve de universiteit, aldaar in 1346 verrezen, heeft men er een instituto, eene académie van schoone kunsten, 6 colegios, 5 seminaria, een muséum voor kunst met kostelijke schilderijen en beeldhouwwerken, eene bibliotheek met 14000 deelen, en onderscheidene geleerde genootschappen. Handel en nijverheid zijn er in den jongsten tijd, bepaaldelijk na het openen van den spoorweg, aanmerkelijk toegenomen. Men heeft er eene groote ijzergieterij, papier-, laken-, flanel-, hoeden-, handschoenen-, knoopen- en meelfabrieken, looijerijen, pottebakkerijen, brouwerijen enz. Den 20sten September wordt er jaarlijks eene groote jaarmarkt gehouden, en de bevolking telt er 42000 zielen. — De naam Valladolid wordt door sommigen afgeleid van dien van Olid, den vermoedelijken stichter der stad (Valle de Olid). 'Waarschijnlijk deden de Gothen haar in 625 op de bouwvallen van de Romeinsche stad Pintia verrijzen. Zij had onder de heerschappij der Mooren in de 8ste en 9de eeuw veel te lijden en werd in de 10de eeuw toegevoegd aan Leon.
Wegens de fraaije ligging der stad verhieven de Castiliaansche en vervolgens de Spaansche Koningen haar tot hunne residentie, totdat Karel V zijn zetel vestigde te Madrid. In 1599 echter hernam zij voor korten tijd haren vroegeren rang. In 1561 werd zij grootendeels door de vlammen vernield, maar onder Philippus II fraaijer en regelmatiger herbouwd. Laatstgenoemde Vorst en Anna van Oostenrijk zijn er geboren, en Columbus overleed er den 20sten Mei 1506.