Eene delfstof uit de klasse der Haloïden, wordt gevonden in de gedaante van knollen, nieren en stalactieten, ook als gerolde steenen en is blaauw of groen en ondoorzigtig en heeft weinig glans. De hardheid van den turkoois is 6, zijn soortelijk gewigt 2,62—2,80, en hij bestaat uit waterhoudend phosphorzuur aluminium met eenig ijzer en koper. De Oostersche turkoois, die in kiezellei in aders voorkomt te Nisjapoer en Mesjed in Perzië en in het porfier van het Megara-dal in Arabië, werd in de middeneeuwen beschouwd als een zegenbrengend amulet en behoort ook nu nog onder de edelgesteenten van geringe waarde.
Eenige fraaije verscheidenheden zijn afkomstig uit Silézië, Saksen, en Mexico. De Westersche turkoois is natuurlijk of kunstmatig gekleurd ivoor, — in het eerste geval afkomstig van den mastodon of het dinotherium en opgedolven in Siberië en Languedoc.