Trendelenburg

betekenis & definitie

Trendelenburg (Friedrich Adolf), een Duitsch wijsgeer, geboren den 30sten November 1802 te Eutin, studeerde te Kiel, waar Johann Erich von Berger grooten invloed op hem oefende, te Leipzig en te Berlijn in de wijsbegeerte en letteren, vestigde zich als privaatdocent te Berlijn, en werd er in 1833 buitengewoon, in 1837 gewoon hoogleeraar, in 1846 lid der Académie en was sedert 1847 vaste secretaris der historisch-philologische klasse. Korten tijd was hij in conservatieve rigting werkzaam op staatkundig gebied en bemoeide zich toen ijverig met de organisatie der Pruissische universiteiten. Hij overleed te Berlijn den 24sten Januarij 1872. Hij schreef: „Elementa logices Aristotelicae (1837; 8ste druk, 1878)”, — „Erläuterungen zu den Elementen der aristotelischen Logik (1842; 3de druk, 1876)”, — eene commentaar op het werk van Aristoteles: „De anima (1833)”, — „Logischen Untersuchungen (1840, 2 dln; 3de druk, 1870)”, — „Die sittliche Idee des Rechts (1849)”, — „Niobe (1846)”, — „Der Kölner Dom (1853)”, — „Kuno Fischer und sein Kant (1869)”, — „Das naturrecht auf dem Grunde der Ethik (1860; 2de druk, 1868)”, — „Historischen Beiträge zur Philosophie (1846 —1867, 3 dln)”, — en „Kleine Schriften (1870, 2 dln)”.