Tollius (Herman), een verdienstelijk beoefenaar der klassieke letterkunde en geboren te Bremen in Februarij 1742, studeerde te Leiden en werd in 1767 hoogleeraar in de geschiedenis, de welsprekendheid en de Grieksche letterkunde te Harderwijk en in 1776 te Amsterdam, doch verwisselde in 1785 deze betrekking met die van opvoeder der kinderen van Willem V. Met deze volbragt hij vervolgens eene buitenlandsche reis en werd daarna raadsheer en rekenmeester der domeinen.
Bij de gebeurtenissen van 1795 verliet hij het Vaderland en begaf zich eerst naar Osnabrück en toen naar Brunswijk, waar hij ten Hove met groote onderscheiding werd bejegend. Nadat hij voor den prins van Oranje de goederen van vorst Jablonowsky in Polen had aangekocht, vertrok hij in 1800 derwaarts om ze te besturen, maar aanvaardde op verlangen van koning Lodewijk in 1809 het hoogleraarsambt in de statistiek en diplomatie te Leiden, waarna hij zich in 1815 benoemd zag tot professor in de klassieke letterkunde. Hij overleed aldaar den 29sten April 1822.
Hij schreef, behalve eenige orationes en vlugschriften, eene levensgeschiedenis van den hoogleeraar Paradijs, benevens: „Staatkundige geschriften (1816, 3 dln)” en bezorgde eene keurige uitgave van „Apollonii lexicon Homerieum (1788)”.