Tobler (Titus), een Zwitsersch geleerde, vooral vermaard wegens zijne nasporingen omtrent het Heilige land, werd geboren te Stein in het canton Appenzell den 23sten Junij 1806, studeerde te Weenen, Würzburg en Parijs, vestigde zich als arts in zijne geboorteplaats en bepaalde zich tevens bij taalkundige studiën.
Hij schreef: „Appenzellischer Sprachschatz (1837)” en veel later „Alten Dialektproben aus der deutschen Schweiz (1869)”. In 1840 verhuisde hij naar Horn in het canton Thurgau, waar hij zich in 1858 gekozen zag tot lid van den Nationalen Raad.
Als vruchten van een viertal reizen naar het Oosten verschenen : „Lustreise ins Morgenland (1839, 2 dln)”, — „Golgatha, seine Kirchen und Klöster (1851)”, — „Topographie von Jerusalem und seine Umgebungen (1853—1854, 2 dln)”, — „Denkblätter aus Jérusalem (1853)”, — „Dritte Wanderung nach Palästina (1858”),— en „Nazareth in Palästina (1868)”.
Ook leverde hij nog: „Bibliographia geographica Palaestinae (1867)”, — en „Itinera et descriptiones Terrae Sanctae ex saeculo VIII, IX, XII et XV (1874)” en „Saeculo VI et XI (1878)”. In 1871 vestigde hij zich te München — en overleed aldaar den 21sten Januarij 1877.
