Teyler van der Hulst (Pieter), een zeer bemiddeld ingezeten van Haarlem en lid der Doopsgezinde gemeente aldaar, aanschouwde er het levenslicht in 1702 en overleed aldaar in April 1778. Reeds vroeg maakte hij plan, een genootschap te stichten ter bevordering van kunst en wetenschap, en bragt dit bij uiterste wilsbeschikking ten uitvoer. Daarbij werden de inkomsten zijner nalatenschap, met uitzondering van zeker gedeelte, onder het beheer gesteld van daartoe aangewezen personen, die den naam dragen van directeuren. Deze laatsten worden op wetenschappelijk gebied ter zijde gestaan door twee genootschappen, elk van zes leden, onder den naam van: „Teyler’s Eerste en Tweede Genootschap”.
Het Eerste Genootschap moet, volgens beschikking van den Stichter, dienen tot bevordering van de Christelijke godsdienst — en het tweede tot bevordering van natuurkunde, dichtkunst, geschiedenis, teekenkunst en penningkunde. Iedere afdeeling looft jaarlijks een gouden penning uit ter innerlijke waarde van 400 gulden voor het best gekeurde antwoord op eene uitgeschreven prijsvraag, ter beoordeeling, wat de eerste afdeeling betreft, van de bestuurders der stichting met de leden van die afdeeling, en, wat de tweede aangaat, van de bestuurders met de leden van de beide afdeelingen te zamen. Voorts verlangde de overledene, dat zijn huis onvervreemd zou blijven, ten einde tot vergaderplaats te dienen voor de bestuurders en leden van beide genootschappen, alsmede ter bewaring van de boekerij en van de verzameling van teekeningen en prenten, door hem nagelaten. Eindelijk stelde hij vast, dat al de leden daartoe den vrijen toegang en daarvan het vrije gebruik zouden hebben, alsmede dat die verzameling door aankoop zou worden vermeerderd.
De bestuurders voldeden aan den wensch van den Stichter. De beide Genootschappen schreven bij voortduring prijsvragen uit, en de bestuurders beraamden het plan tot een muséum; de hiervoor bestemde zaal is inderdaad vorstelijk en bevindt zich achter het woonhuis van Teyler, thans het fundatiehuis genoemd. Men vindt er vele natuurkundige instrumenten, eene verzameling van verschillende mineralen en ertsen. Rondom de zaal loopt eene gaanderij, en zij is gekroond met een koepel, vanwaar men een heerlijk uitzigt heeft op de omstreken van Haarlem. Aan het gebouw is een laboratorium voor natuur- en scheikunde toegevoegd.
Voorts is er een vleugel aangebouwd, waarvan het bovengedeelte ingerigt is voor eene boekerij, waarin zich kostbare werken bevinden, terwijl het benedengedeelte eene merkwaardige verzameling bevat van paleontologische voorwerpen, wier catalogus in gereedheid is gebragt door den bekwamen conservator, dr. T. C. Winkler. Eindelijk is er eene andere zaal aangebouwd, waarin zich fraaije schilderijen bevinden van Nederlandsche meesters uit den nieuweren tijd, alsmede vele oude en nieuwere teekeningen, gravures en etsen. Bij deze stichting behoort ook nog een hofje, waar 24 oude vrouwen worden verzorgd, terwijl in het algemeen een deel der inkomsten tot liefdadige oogmerken wordt aangewend. Thans doet men een nieuw muséumgebouw verrijzen, dat met het oude één geheel zal vormen, 't geen meer en meer eene noodzakelijkheid werd wegens de uitbreiding der palaeontologische verzameling en der boekerij.