Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tessel

betekenis & definitie

Tessel (Ter IJssel) of Texel, een NoordHollandsch eiland, tegenover den Helder en het Nieuwe Diep gelegen, waarmede het door middel van stoombooten en van een telegraafkabel verbonden is, telt op 21/2 □ geogr. mijl bijna 7000 zielen, verdeeld over eenige dorpen en gehuchten, zooals de Burg, Hoorn Oosterend, de Waal, Koog en Oude Schild. Eijerland, sedert 1830 door een dam met Tessel verbonden, werd in 1855 ingedijkt en bezit nu, behalve een aantal groote boerderijen, een dorp, dat den naam draagt van Cocksdorp. Tessel is aan de oost- en zuidzijde door dijken en voor ’t overige door duinen tegen de woede der golven beveiligd.

De schapenfokkerij is er van belang: men telt er ongeveer 34000 schapen, die te zamen 150-tot 200000 pond wol opleveren en veel kaas. — Omtrent de voormalige verbinding van Tessel met het vaste land zijn de berigten duister en onzeker. Omstreeks 900 vindt men Tessel vermeld op de Iijst der goederen, toebehoorend aan de St. Maartenskerk te Utrecht, en het was vermoedelijk in die dagen nog geen eiland. Keizer Otto schonk Tessel in 985 in eigendom aan zijn leenman, graaf Dirk II. In 1182 bedwong graaf Floris III de Friezen op Tessel en legde hun eene schatting op van 4000 mark zilver. Willem I hield er in 1204 zijne nicht, de rampspoedige gravin Ada, gevangen. Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, bezat Tessel in leen en begiftigde het met vele voorregten. Tegen het einde der 14de eeuw kwam het in het bezit van hertog Albrecht van Beijeren, en deze schonk het eiland aan zijne tweede gemalin, Margaretha van Cleef. In 1415 verleende Willem VI, graaf van Holland, aan Tessel dezelfde voorregten als aan Alkmaar. Na zijn dood verviel Tessel aan Margaretha van Bourgondië, en tot zijne privilegiën behoort ook het handvest van Filips van Bourgondië. De inwoners van Tessel verloren echter al hunne voorregten, toen zij in 1416 gemeene zaak maakten met de Kennemers, maar zagen zich 40 jaar later weder daarin hersteld. Jan van Naaldwijk verkreeg in 1491 vele aanhangers op Tessel en Wieringen en maakte zich meester van die beide eilanden. Later voegden zich de mannen van Tessel bij het Kaas- en Broodsvolk en werden door den hertog van Saksen met het verlies hunner voorregten gestraft. Zij herkregen deze echter tegen het einde der 15de eeuw, maar moesten in 1522 bij herhaling brandschatting opbrengen aan de Geldersche Friezen. In 1571 stapten er de Watergeuzen aan land, en slechts door ongunstige omstandigheden werd er in 1672 eene landing der Engelschen belet. In 1768 bragt de Erfstadhouder met zijne gemalin er een bezoek, en in 1778 werd er een aanvang gemaakt met den aanleg van eene nieuwe haven, welke twee jaar daarna gereed was.

< >