Tasmania is de naam van een groot eiland nabij den oostelijken zuidhoek van het vasteland van Australië. Het werd den 25sten November 1642 ontdekt door den Nederlandschen zeeman Abel Tasman en ter eere van den gouverneur-generaal van Indië Van Diemensland genoemd, welke naam echter in 1855 officieel in dien van Tasmania veranderd is. Dit eiland is door de Bass-straat van het vaste land gescheiden en heeft de gedaante van een onregelmatigen vierhoek met eene oppervlakte van 1233 □ geogr. mijl, van welke 300 □ geogr. mijl zich uitstrekken over de nabijgelegene kleine eilanden. De steile, rotsachtige kusten zijn voorzien van talrijke insnijdingen, welke uitmuntende havens vormen.
In de meest bekende gewesten is er de grond niet vruchtbaarder dan op het vaste land, doch veel beter besproeid. Ook ontbreken er de woeste laagvlakten, en de heuvels en dalen, die zich naar alle zijden uitstrekken, worden er afgewisseld door grazige hoogvlakten. Die, welke op het noordelijk gedeelte van het eiland aan de boorden van de Tamer en van hare zijrivieren gelegen zijn, behooren tot de vruchtbaarste en gaan zuidwaarts over in de vlakten van de Derwentrivier, welke zich nagenoeg over het geheele eiland van het oosten naar het westen uitstrekken. Eene andere hoogvlakte is die van Surrey in het noordwestelijk gedeelte aan de rivier Arthur. Tusschen deze hoogvlakten liggen drie gure berggewesten van geringer omvang: het eene in het noordoosten met den Ben Lomond (ruim 1500 Ned. el hoog), het tweede tusschen de hoogvlakte van Surrey en het dal der Derwent, en het derde aan den zuidwesthoek van het eiland met den Humboldtsberg (bijna 1600 Ned. el hoog). De thermometer rijst er in den zomer niet hooger dan 26° C. en daalt in den winter tot —5°C., zoodat er de kweekplanten van Midden-Europa kunnen groeijen, vooral ooft. De bergen bevatten er ijzer- en kopererts, steenkolen, marmer en aluin, en in de laatste jaren heeft men in het noordwestelijke gedeelte ook goud gevonden, in 1876 ter waarde van bijna 4500 pond sterling. De eerste kolonisatie had er plaats in 1803; toen werd aan de Derwent de eerste volkplanting van veroordeelden gesticht, maar reeds in 1804 naar Hobarttown verplaatst.
Doordien er zich krijgslieden en vrijgelatene gedeporteerden vestigden, begon de kolonie meer en meer te bloeijen, en telde in 1876 ruim 105000 inwoners, van welke 3/4de tot de Protestantsche Kerk behoorden. De oorspronkelijke inwoners, de Papoea’s, zijn in den laatsten tijd uitgestorven; de voormalige Koningin van Tasmania, Trucamini (ook Lalla Rookh) genaamd, overleed te London in 1876, welligt als de laatste van haren stam. Tot 1825 vormde Tasmania een van Sydney in Nieuw-Zuidwallis afhankelijk ondergouvemement, maar in dat jaar werd het onmiddellijk onder het Britsche ministérie van Koloniën geplaatst en in 1826 met 19 nabijgelegen eilanden tot een zelfstandig gouvernement verheven. De kolonie wordt dientengevolge door de .vrije landbezitters volgens de Engelsche wetten geregeerd, en er bestaan tot dat einde twee koloniale ligchamen, een uitvoerend ligchaam, met den gouverneur en militairen bevelhebber aan het hoofd, en een wetgevend ligchaam, hetwelk uit 14 leden bestaat. De voornaamste bronnen van bestaan zijn er landbouw en veeteelt, — vooral schapenfokkerij (in 1876 bijna 1720000 stuks). De nijverheid levert er voorts soda uit zeewier, benevens traan, en de handel met de voortbrengselen des lands, vooral met wol, is er zeer aanzienlijk. In 1876 was er de waarde zoowel van den uitvoer als van den invoer hooger dan een millioen pond sterling. Het aantal binnengekomen schepen bedroeg er in dat jaar 639, dat der uitgezeilde 616.
De reederijen en de havens van Tasmania bezitten 199 vaartuigen. De staatsuitgaven beliepen er in 1876 ruim 336000 en de inkomsten 327000 pond sterling, en eindelijk de staatsschuld ruim 11/2 millioen pond sterling. Het eiland is verdeeld in 18 graafschappen. Het grootste gedeelte van den grond is nog steeds het eigendom van den Staat, doch in het noordwesten bezit de Van Diemens-Compagnie uitgestrekte landen. Er zijn twee spoorwegen ter gezamenlijke lengte van 268 Ned. mijl, 170 postkantoren en 32 telegraphische bureaux. Het onderwijs bevindt er zich in een redelijken toestand. De voornaamste handelplaatsen zijn er Hobarttown, tevens de zetel van den gouverneur, en Launceston. Van de nabijgelegen eilanden van dit gouvernement zijn Fourneaux en King de voornaamste.