Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Symbool

betekenis & definitie

Symbool, van het aan 't Grieksch ontleend Latijnsch woord symbolum, noemt men een kenmerk, een teéken, eene leus, — voorts een zinnebeeld als uitwendig teeken eener handeling of gezindheid. Bij de Heidensche eeredienst was het inzonderheid in de mystériën (geheimnissen) een zinnebeeld van iets hoogers, een teeken of wachtwoord, waardoor de ingewijden elkander herkenden. Iets dergelijks zijn de symbolen der Vrijmetselaars-orde. In de Christelijke Kerk bezigde men dat woord ter aanduiding van de zinnelijke en zinnebeeldige teekens, bij de sacramenten in gebruik (water, brood en wijn), alsmede ter aanduiding der geloofsbelijdenis, als herkenningsteeken van hen, die tot dezelfde secte behooren. — Men heeft alzoo eene wetenschap, die den naam draagt van symboliek en de leer omvat der godsdienstige symbolen.

Men heeft eene symboliek van de eeredienst, welke zich bepaalt bij de eigenschappen of lotgevallen der góden of kerkelijke personen of bij de voor de Kerk merkwaardige gebeurtenissen, welke op de feestdagen worden herdacht. Eindelijk heeft men nog getallen-, kleuren- en dierensymbolen. In meer bepaalden zin is de symboliek of de symbolische theologie dat gedeelte der godgeleerde wetenschap, hetwelk zich bezig houdt met de kerkelijke belijdenisschriften en hun inhoud, verbonden met eene onderlinge vergelijking der leerbegrippen van de verschillende secten en met eene aanwijzing van hunne eigenaardigheden. Naar gelang de geschriften over symboliek zich op geschiedkundig of op dogmatiek-polemisch gebied bewegen, valt de symboliek zamen met de geschiedenis der leerbegrippen of met de polemiek. Uitstekende werken over symboliek zijn wij verschuldigd o. a. aan Marheineke (1810—1814, 3 dln), Winer (3de druk 1866) en den R. Katholieken godgeleerde Möhler (1872; 8ste druk, 1871—1872,2 dln). — Wij spraken reeds van symbool in de beteekenis van geloofsbelijdenis. Men heeft dan ook den naam van symbolische boeken gegeven aan die geschriften, waarin de leer van bepaalde kerkgenootschappen is nedergelegd. Reeds in de 2de eeuw onzer jaartelling heeft men pogingen aangewend, de eigenaardige leerbegrippen van het Kerkelijk Christendom in korte stellingen zaam te vatten, ten einde aan hen, die tot het Christendom wenschten over te gaan, een beknopt begrip van het Christelijk geloof mede te deelen en hen alzoo tot den doop voor te bereiden. Reeds aan deze belijdenissen, vóór den doop af te leggen, gaf men den aan de mystériën ontleenden naam van symbool, terwijl dan ook de doop zelf als een mystérie werd beschouwd.

Bij de kerkelijke twisten der en volgende eeuwen vermeerderde het aantal symbolen, en drie van deze, namelijk het Apostolisch (sedert het einde der 2de eeuw in de R. Katholieke Kerk in gebruik), het Nicaea-Constantinopolitaansch (325 en 381) en het Athanasiaansch (het eerst vermeld omstreeks het jaar 800) symbool, kenden als oecuménische (algemeene) symbolen de wereldlijke magt toe aan den Keizer en de kerkelijke magt aan de conciliën. De Hervormers der 16de eeuw, hoewel het beginsel vasthoudend, dat de Heilige Schrift de éénige bron is van het Christelijk geloof en van de Christelijke belijdenis, hebben die algemeene grondslagen der Christelijk-Katholieke wereldbeschouwing gehandhaafd. Tevens echter deed zich de behoefte gevoelen aan eene gemeenschappelijke geloofsbelijdenis, waarin de leerbegrippen, die tot eene afscheiding van de R. Katholieke Kerk aanleiding hadden gegeven, duidelijk werden vermeld. Dit gaf aanleiding tot het ontstaan van symbolische boeken, welke door de geestelijken onderteekend en door de Vorsten, voorzoover zij tot eene bepaalde geloofsbelijdenis verpligt waren, bezworen moesten worden als in volkomene overeenstemming met de Heilige Schrift. In lateren tijd, vooral bij de opkomst van het rationalismus, zag men daarin een geloofsdwang, in strijd met de Evangelische vrijheid, zoodat men aan de toekomstige geestelijken de vrijheid gaf, de belijdenisschriften te onderteekenen, omdat (quia) of in zoover (quatenus) zij in overeenstemming waren met den Bijbel, waardoor de symbolische boeken teruggebragt werden tot hunne oorspronkelijke waarde en beteekenis als uiting der geloofsbegrippen van een bepaalden tijd. De orthodoxe partij kwam echter met den grootsten ijver daartegen in verzet en wil nog altijd de Apostolische geloofsbelijdenis als eene onschendbare autoriteit erkend zien, om de gemoederen der gemeenteleden tegen eene verderfelijke leervrijheid te beveiligen. De tegenstanders van den symbolendwang voeren daartegen aan, dat hij door het beperken der vrijheid van geloof en geweten het beginsel van het Protestantismus miskent en bedreigt en den vooruitgang der wetenschap belemmert. Die groote strijd is nog op verre na niet geëindigd, zoodat zulke kerkelijke afdeelingen, die geene als gezaghebbend erkende belijdenisschriften bezitten, zich gelukkig mogen rekenen.