Onder dezen naam vermelden wij:
Lucius Cornélius Sulla, een Romeinsch dictator, geboren in 138 vóór Chr. Hij was de telg van een geslacht, hetwelk tot de Gens Cornelia behoorde, sleet zijne jeugd gedeeltelijk met ligtzinnige vermaken, gedeeltelijk met letterkundige bezigheden, en werd in 107 vóór Chr. in den Jugurthijnschen Oorlog quaestor van den consul Marius. Hij droeg niet weinig bij tot een gunstigen afloop van dien oorlog doordien hij koning Boechus van Mauritanië door welbestuurde onderhandelingen tot de uitlevering van Jugurtha wist te bewegen. Hij werd daarop in 93 praetor, en nadat hij zich in den oorlog tegen de Marsen als bevelhebber eener afdeeling van het Romeinsche leger onderscheiden had, voor het jaar 88 tot consul gekozen en met het voeren van den eersten oorlog tegen Mithrídates belast. Nadat hij zich echter reeds te Nola in Campanië bij het leger had gevoegd, werd te Rome door de volkspartij, aangevoerd door den volkstribuun P. Sulpicius Rufus, het opperbevel aan Marius toegekend. Sulla keerde derhalve aan het hoofd van zijn leger naar Rome terug, tastte in de stad zijne tegenstanders aan, bragt hun eene volkomene nederlaag toe en verbande de voornaamsten van hen, onder welke zich ook Marius en Sulpidus bevonden. Daarop nam hij eenige maatregelen, om het handhaven der orde in de stad te verzekeren, maar wijdde zich daarop terstond en geheel en al aan het bestuur van genoemden veldtogt, zonder zich om de gebeurtenissen te Rome te bekreunen, waar zijne vijanden zich eerlang onder het plegen der schandeIijkste gruwelen van het gezag meester maakten. Hier koos men in 86 Marius voor de zevende maal tot consul, maar deze overleed 17 dagen na het aanvaarden van zijn ambt, — en hier werden groote legers bijeengebragt, om de worsteling met den gevreesden Sulla te ondernemen.
Toen deze den strijd tegen Mithrídates voleindigd had, keerde hg aan het hoofd van 40000 man naar Italië terug, overwon in eene reeks van gevechten zijne tegenstanders, ten laatste ook O. Marius, den zoon of broederszoon van den beruchten Marius, bij Sacriportus, benevens een uit Samnieten zamengesteld leger onder de muren van Rome en zag zich in 82 voor onbepaalden tijd tot dictator benoemd. Hij zocht zijn gezag te bevestigen door een groot aantal zijner tegenstanders vogelvrij te verklaren, door de lijst hunner namen openlijk bekend te maken en een prijs op hunne hoofden te zetten. Voorts verdeelde hij de landerijen van hen, die in den Moedigen burgeroorlog waren gesneuveld, onder zijne veteranen en schonk de vrijheid aan 10000 slaven, welke hem tot lflfwacht verstrekten. Daarop vaardigde hij eene reeks van verordeningen uit, om de aristocratie in hare voormalige regten te herstellen, kende de regtspraak weder toe aan den Senaat en beperkte de magt der volkstribunen. Toen hij zijn doel bereikt waande, legde hij in 79 het dictatorschap neder en begaf zich naar Puteoli, waar hij zich niet geheel aan de openbare zaken onttrok, maar toch grootendeels zich wijdde aan het genot. Hij overleed echter reeds in 78. De door hem geschreven gedenkwaardigheden van zijn leven werden door zijn vrijgelaten slaaf Epícadus voltooid en dienden Plutarchus tot bron voor het schrijven der biographie van Sulla.
Faustus Cornelius Sulla, een zoon van den voorgaande, geboren omstreeks het jaar 88 vóór Chr. Hij diende in den derden oorlog tegen Mithrídates onder Pompéjus en was de eerste, die in 63 de muren van den tempel te Jerusalem beklom. In 54 bekleedde hij het ambt van quaestor. In den burgeroorlog schaarde hij zich aan de zijde van Pompejus, met wiens dochter hij gehuwd was. Na den slag bij Pharsalus nam hij de vlugt naar Afrika, en na dien bij Thapsus (46) viel hij in handen van Caesar en werd door de soldaten van laatstgenoemde gedood.
Publius Cornelius Sulla, een broederszoon van den dictator. Hij werd in 66 vóór Chr. tot consul voor het volgende jaar gekozen, maar vóór het aanvaarden dier betrekking van ambtsbejag (ambitus) beschuldigd en veroordeeld. Voorts werd hij in 62 nogmaals aangeklaagd wegens deelneming aan de zamenzwering van Catilína, maar na de verdediging van Hortensius en Cicero vrijgesproken. In den burgeroorlog was hij legaat van Caesar en voerde bij Pharsalus bevel over den regter vleugel. Hij stierf in 45.