Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stukadoorwerk

betekenis & definitie

Stukadoorwerk (stucco) noemt men de versierselen, die door middel van natten kalk of gips aan plafonds, muren, kroonlijsten enz. van kamers en huizen worden aangebragt. Reeds de Grieken bezigden eene soort van stucco, om gebouwen te bepleisteren, die niet van marmer waren opgetrokken, bijv. den tempel van Zeus (Júpiter) te Olympia.

Het eigenlijke stukadoorwerk droeg bij de Ouden den naam van „albarium opus”, hoewel Vitruvius het „coronarium opus” noemt. Vooral de Romeinen maakten er veel gebruik van en tooiden het met verguldsel en kleuren. Vervolgens ging deze kunst verloren en werd eerst in 1300 door Margaritone weder ontdekt. Zij werd voorts tot meerdere volkomenheid gebragt door den schilder Nanni van Udine, die in de dagen van Rafaël leefde. Ook de Arabieren verstonden de kunst, daarmede hunne gewelven te bewerken. In Nederland werd zij eerst tegen het einde der 17de eeuw ingevoerd en in de 18de eeuw algemeen in toepassing gebragt. Daarbij ontwikkelde zich de smaak. In den jongsten tijd echter is de terra-cottaversiering hare mededingster.

De stukadoor gebruikt de fijnste en blankste gips en kalk, vermengd met eenig zand. Deze werden vroeger week aangebragt op de plaats, waar men de sieraden verlangde en waren weldra taai en hard genoeg om de vereischte gedaanten aan te nemen, terwijl zij vervolgens met een boetseerspatel worden afgewerkt en beschaafd. Thans echter worden de versierselen veelal vooraf gegoten en daarna op de bepaalde plaatsen vastgehecht. Is het stukadoorwerk met de noodige omzigtigheid aangebragt en gedroogd, zoo kan het lang duren. Daartoe behoort eindelijk ook het gipsmarmer, waarmede men zuilen en muren bedekt, welke daardoor op echt marmer gelijken.

< >