Onder dezen naam vermelden wij:
Hubert Joseph Jean Lambert, ridder de Stuers, een verdienstelijk Nederlandsch krijgsman, geboren te Roermond den 16den November 1788. Hij trad als vrijwilliger in de Fransche gelederen, doorliep alle rangen en vertrok in 1817 als luitenant-kolonel naar Oost-Indië. In 1821 werd hij kommandant der Molukken, maar trok niet derwaarts, omdat hij deze betrekking verwisselde met die van adjudant van den gouverneur-generaal. In 1822 voerde hij bevel over de expeditie tegen de Chinézen op Bornéo, — in 1823 herstelde hij de rust op Celébes, en van 1824 tot 1829 was hij militair kommandant en resident van Padang en onderhoorigheden. Van 1831 tot 1838 was hij generaal en kommandant van het Indische leger, woonde vervolgens ambteloos te Maastricht, en overleed aldaar den 13den April 1861. Hij schreef: „De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter westkust van Sumátra (1849—1850, 2 dln)”, — en „Aanmerkingen op het werk: Het Ned. O. I. leger ter westkust van Sumátra door den Lt.-kol. Lange (1853)”.
Victor Eugène Louis de Stuers, een Nederlandsch kunstkenner, geboren te Maastricht den 20sten October 1843. Hij studeerde en promoveerde te Leiden in de regten, was achtervolgens advocaat bij den Hoogen Raad, secretaris bij de commissie van rijks-adviseurs in zaken van kunst en referendaris, chef der afdeeling voor kunsten en wetenschappen aan het departement van Binnenlandsche Zaken te 's Gravenhage. Hij schreef van 1867 tot 1870 onderscheidene artikelen in dagbladen over kunst, kunstgeschiedenis en kunstvoortbrengselen, vooral ook in den „Spectator”, de „Kunstkronijk” en den „Kunstbode”, en eindelijk: „De verhouding der volksvertegenwoordigers tot hunne kiezers (1869)”, — en „Beknopte beschrijving van de kunstvoorwerpen, tentoongesteld in het Koninklijk Kabinet van schilderijen (1875)”.