Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lambert

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Lambert van Aschaffenburg (Lambertus Schafnaburgensis), later gewoonlijk Lambert von Hersfeld genaamd, een middeneeuwsch Duitsch geschiedkundige. Hij werd geboren te Aschaffenburg in het land van Würzburg, woonde als monnik in de abdij Hersfeld of Hirschfeld der Benedictijnen, volbragt omstreeks het jaar 1058 eene reis naar Jerusalem, en overleed, naar men meent, omstreeks het jaar 1100 in het klooster Saalfeld. Na zijn terugkeer uit Jerusalem schreef hij in de eerste plaats een epos over de gebeurtenissen van zijn tijd, doch dit geschrift is niet tot ons gekomen. Ook van eene geschiedenis van het klooster Hersfeld, in 1074 vervaardigd, zijn slechts eenige fragmenten bewaard gebleven. Daarentegen bezitten wij van hem een: „Chronicon historicum apud Germanos”, waarin hij de geschiedenis van de schepping der wereld af tot 1050 zeer beknopt en vervolgens tot aan 1077 uitvoerig beschrijft. Dit geschrift is als bron der geschiedenis zeer belangrijk. Hij paart een juisten blik aan een scherpzinnig oordeel, en zijne taal is zuiver en vloeijend. Deze kroniek is opgenomen in het 5de deel der „Monumenta” van Pertz.

Johann Heinrich Lambert, een wijsgeer en wiskundige. Hij werd geboren den 26sten Augustus 1728 te Mühlhausen in het Fransche departement Haut-Rhin en was de zoon van een behoeftigen kleêrmaker. Daar hij bij dag zich met het vaderlijk handwerk moest bezig houden, zocht hij des nachts zijn kennisdorst te bevredigen. Dit werd opgemerkt door eenige menschenvrienden, die hem in de gelegenheid stelden om onderwijs te ontvangen. Hij maakte snelle vorderingen in de wiskunde, wijsbegeerte en Oostersche talen, verkreeg wegens zijn fraai handschrift eene betrekking als schrijver, werd boekhouder in eene ijzersmelterij, zag zich op 18-jarigen leeftijd benoemd tot secretaris bij Iselin te Basel, die een dagblad uitgaf, en werd eindelijk huisonderwijzer bij den president von Salis te Chur, waar hij zich in zijn vrijen tijd vooral op de wiskunde toelegde. In 1756 vergezelde hij zijne leerlingen naar Göttingen, in het volgende jaar naar Utrecht, en in 1758 op eene reis naar Parijs, Marseille en Turijn.

Daarna toefde hij te Augsburg, München, Erlangen, in Zwitserland en te Leipzig, totdat hij in 1764 naar Berlijn vertrok, waar Frederik de Groote hem tot opperbouwraad en tot lid der Académie van Wetenschappen benoemde. Hij overleed aldaar den 25sten September 1777. Hij heeft inzonderheid de grondslagen gelegd voor de leer van het meten der intensiteit van het licht, zooals blijkt uit zijne: „Photometria, seu de mensura et gradibus luminis, colorum et umbrae (1760)”. Ook is men aan hem de theorie van den roephoorn verschuldigd. Voorts schreef hij: „Neues Organon, oder Gedanken über die Erforschung und Beziehung des Wahren (1764 , 2 dln)”, — „Anlage zur Architektonik oder Theorie des Einfachen und Ersten in der philosophischen und mathematischen Erkenntnisz (1771, 2 dln)”, — „Kosmologische Briefe über die Einrichtung des Weltbaues (1761)”, — en merkwaardige brieven aan Kant, in de „Vermischte Schriften” van laatstgenoemde uitgegeven.