Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Strijkhoutjes

betekenis & definitie

Strijkhoutjes of lucifers bestaan uit houten staafjes, die aan het eene uiteinde voorzien zijn van eene zelfstandigheid, welke door wrijving ontbrandt en het staafje doet ontvlammen. Zij hebben de plaats vervangen der voormalige houten of hennepen zwavelstokken en worden fabriekmatig vervaardigd. De staafjes vervaardigde men vroeger van vochtig dennenhout, door middel van eene eigenaardige schaaf, wier beitel van onder 3 of 4 horizontale openingen had van de middellijn dier houtjes, terwijl men thans machines gebruikt, welke in ééns honderde houtjes klieven. Deze worden gedroogd en met de uiteinden gedompeld in eene oplossing, die gewoonlijk uit phosphorus, salpeter en bruinsteen bestaat en door middel van Arabische gom lijvig is gemaakt.

In den laatsten tijd echter bezigt men veelal geen phosphorus, maar een mengsel van zwavel en paraffine- of stearinezuur, hetwelk ontbrandt, wanneer het over eene ruwe oppervlakte van eene bepaalde scheikundige zamenstelling gewreven wordt. In Zweden snijdt men tegenwoordig den boomstam in blokken ter lengte van 35—40 Ned. duim, en zulke blokken wederom in een spiraalvormigen band, welke laatste door acht kleinere messen in staafjes gesplitst worden. Die staafjes, tot de vereischte lengte gebragt, worden in een raam gespannen en hiermede in de door strijken ontvlambare massa gedompeld. De zamenstelling van deze laatste wordt gewoonlijk door de fabrikanten geheim gehouden. De vroegere strijkhoutjes, voorzien van eene massa met omstreeks 50% phosphorus, waren zeer gevaarlijk. Bovengemelde Zweedsche, tot nu toe de beste, bestaan uit populierenhout, van paraffine doortrokken. De bedoelde massa van deze bevat bijv. 5 deelen chloorzuur kalium, 2 deelen rood chroomzuur kalium, 3 deelen glaspoeder en 2 deelen gom, — en de ruwe oppervlakte, waarop men ze kan afstrijken, een mengstel van gelijke deelen zwavelkies, zwavelantimonium en rooden phosphorus. Men zegt, dat reeds in 1805 te Parys phosphorus tot het maken van vuur gebezigd is, en dat Derosne in 1816 de eerste strijkhoutjes vervaardigd heeft.

In 1833 evenwel traden deze op verschillende plaatsen gelijktijdig te voorschijn. Preshel te Weenen, Moldenhauer te Darmstadt en Kammerer in Zwaben waren de grondleggers dezer industrie in Duitschland. Hunne voortbrengselen waren echter zóó gevaarlijk, dat men het gebruik daarvan in vele Staten verbood. Eerst nadat Trevany in 1835 het vroeger gebezigde chloorzuur kalium gedeeltelijk door een mengsel van menie en bruinsteen, nadat Preshel het geheel en al door loodsuperoxyde (1837), en nadat Böttger het door een mengsel van menie en salpeter vervangen had, begon deze industrie te bloeijen, welke zich daarna vooral in Oostenrijk krachtig ontwikkelde. In 1848 gebruikte Böttger den door Schröter pas ontdekten rooden phosphorus tot wrijvlakken voor phosphorvrije strijkhoutjes. Vooral echter worden thans dergelijke lucifers vervaardigd te Jönköping in Zweden. Men heeft er ook, die op kaarsjes gelijken en zich van de gewone strijkhoutjes daardoor onderscheiden, dat het hout vervangen is door was.

< >