Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stomheid

betekenis & definitie

Stomheid of onvermogen om te spreken, om gearticuleerde klanken voort te brengen, ontstaat door een gebrekkigen toestand der spraakwerktuigen, door het gemis van het gehoor (zie Doofstom) of door het verlies der beschikking over de spraakwerktuigen. Gemelde gebrekkige toestand kan gelegen zijn in eene onvolkomene vorming der tong, in een ontbreken van het gehemelte, in gezwellen, in verlamming der spieren enz. Over doofstommen is elders gesproken, en het ontbreken der beschikking over de spraakwerktuigen kan van duurzamen aard zijn als hoogste graad van het stotteren, maar ook van voorbijgaanden aard bij schrik en ontsteltenis.

< >