Wat is de betekenis van stomheid?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stomheid

stomheid - Zelfstandignaamwoord 1. zaken die gebeuren door domheid en/of onoplettendheid De dronken man begin een grote stomheid door tegen de deur van de burgemeester aan te plassen. 2. het dom zijn Het was weer eens zijn stomheid waardoor hij in de prob...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stomheid

stomheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: stom-heid 1. het dom zijn ♢ het verlies is te wijten aan onze eigen stomheid 1. met stomheid geslagen zijn [niets meer kunnen zeggen van verbazing]...

2024-04-19
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

stomheid

1. Doofstomheid treedt op als gevolg van een aangeboren doofheid. Wanneer het hoorvermogen reeds vroeg in de jeugd ontbreekt, kan het spraakvermogen zich niet normaal ontwikkelen. 2. Stomheid kan ook psychische oorzaken hebben, b.v. zij kan het gevolg zijn van een verschrikkelijke belevenis (schrikneurose). De behandeling moet geschieden door een z...

2024-04-19
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Stomheid

zie stom.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stomheid

s., stommens, stomheit.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOMHEID

v., 1. eigenschap of toestand niet te kunnen spreken of geen geluid te kunnen geven : met stomheid geslagen zijn, niets weten te zeggen; 2. (...heden) domheid, domme streek.

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Stomheid

het onvermogen om te spreken. Berust op een gebrekkige ontwikkeling van de spraakorganen, door gemis van het gehoor, of op een afwijking in de innerlijke spraak (aphasie*) of op afwijkingen van tong, gehemelte, spieren.

2024-04-19
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Stomheid

of onvermogen om te spreken kan berusten op ernstige geestelijke defecten, op een gemis van het gehoor (z doofstommen) of op het verlies van de beschikking over de spraakwerktuigen (motorische aphasie z asymbolie). Stomheid moet worden onderscheiden van stemloosheid of aphonie; in het laatste geval is fluisterspraak wel mogelijk maar...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stomheid

v., in de tweede bet. stomheden (het stom zijn; fig. stomme fout, stommiteit).