Stinstra. Onder dezen naam vermelden wij:
Johannes Stinstra, een vrijzinnig godgeleerde. Hij werd geboren te Harlingen in 1709, overleed er den 8sten Januarij 1790 en bekleedde er gedurende eene reeks van jaren het leeraarsambt bij de Doopsgezinde gemeente. Wegens zijn werk: „Onze voorspellingen aangaande den Messias (1779, 3 dln)” kwam hij zoozeer onder verdenking van Socinianismus, dat hij door den invloed der Staatskerk gedurende 15 jaren van zijn leeraarsambt werd ontzet. hij schreef ook eenige andere werken en heeft de beste romans van Richardson in het Nederlandsch overgebragt.
Pieter Stinstra, een broederszoon van den voorgaande en geboren te Harlingen den 16den December 1747. Hij studeerde te Franeker in de letteren en vervolgens aan de kweekschool der Doopsgezinden te Amsterdam. In 1771 werd hij predikant te Franeker, bekleedde dit ambt tot 1800 en overleed den 18den December 1819. Wegens zijne uitgebreide kennis werd hem in 1786 het hoogleraarsambt aangeboden aan de reeds vermelde kweekschool, maar hij wees die betrekking van de hand. In 1807 zag hij zich benoemd tot lid der Leidsche Maatschappij van Nederlandsche letterkunde. Hij heeft intusschen niets anders door den druk bekend gemaakt dan zijne dissertatie: „De ideis simplicibus genti humanae non innatis, sed acquisitis”.