Harlingen, eene Friesche stad, aan de Zuiderzee, omstreeks 5 uur gaans ten westen van Leeuwarden gelegen, en door een kanaal en een spoorweg met deze stad verbonden, heeft eene ruime, in den jongsten tijd aanmerkelijk verbeterde en ook des winters doorgaans opene haven. Van hier wordt door middel van eene geregelde stoombootvaart op Londen en Hull veel boter en vee naar Engeland verzonden. Ook bestaat er in de gunstige jaargetijden een dagelijksch stoombootverkeer met Enkhuizen en Amsterdam, en vele koopvaarders vallen er binnen. Men vindt er aanzienlijke handelskantoren, en er bestaat vooruitzigt, dat door den aanleg van een spoorweg over Bolsward en Sneek naar Heerenveen het vertier aanmerkelijk zal toenemen.
Tot de merkwaardige openbare gebouwen behooren er het stadhuis met de portretten der stadhouders van Friesland en met een wit-marmeren borstbeeld van Simon Stijl, de Groote Kerk, en eenige andere kerken. Nabij de stad verheft zich op den zeedijk een steenen gedenkzuil ter eere van Casper Robles. Harlingen bezit eene Latijnsche school, eene hoogere burgerschool met vierjarigen cursus, en eene school voor wis- en zeevaartkunde, alsmede onderscheidene fabrieken. Het aantal inwoners bedraagt ongeveer 11000.
Harlingen was in ouden tijd eene buurt van het dorp Almenum, doch toen bij het ontstaan der Zuiderzee de westwaarts gelegene landen verslonden werden, ontwikkelde zij zich allengs tot eene zeestad. In 1579 werd zij door wallen en grachten omringd en daarbij de kerk van Almenum binnen hare muren gebragt.