Steffenhagen (Emil Julius Hugo), een verdienstelijk regtsgeleerde en letterkundige, geboren den 23sten Augustus 1838 te Goldap in Oost-Pruissen, studeerde te Königsberg in de regten en vestigde zich in 1865 aldaar als privaatdocent. In 1867 begaf hij zich naar Athene, om op last der universiteit aldaar de nationale boekerij in orde te brengen. Toen hij in 1870 uit Griekenland terugkeerde, werd hij stadsbibliothecaris te Dantzig, in 1871 custos aan de bibliotheek te Königsberg, in 1872 secretaris van het bestuur der boekerij te Göttingen en in 1875 directeur van de universiteitsbibliotheek te Kiel.
Reeds als student gaf hij uit de handschriften te Königsberg in het licht: „Beiträge zu von Savigny’s Geschichte des römischen Rechts im Mittelalter (1859; 2de druk 1861)” en den door hem ontdekten oorspronkelijken tekst van „De summaria cognitione” van Johannes Faxiolus (1859). Voorts leverde hij meer dan één merkwaardigen catalogus, eene beschrijving van ' de oud-Duitsche handschriften in de boekerijen te Königsberg, opstellen in verschillende tijdschriften, alsmede; „De inedito juris germanici monumento (1863)”, — „Die neun Bücher Magdeburger Rechts (1865)”, — en „Deutsche Rechtsquellen in Preuszen (1875)”. In 1877 werd hem door de Académie te Weenen eene critische bewerking opgedragen der glossaria van den „Sachsenspiegel”.