Sleeckx (Jan Lambrecht Domien), een verdienstelijk Belgisch letterkundige, geboren te Antwerpen den 2den Februarij 1818, studeerde aan het athenaeum in zijne geboorteplaats, werd vervolgens klerk bij een notaris, toen onderwijzer aan eene lagere school, redigeerde achtervolgens: het „Vlaemsch België”, — „De Vlaemsche Belgen”, — en „De Vlaemsche stem” te Brussel, — voorts: „De Schelde”, — den „Lloyd Anversois”, — en „Le Précurseur” te Antwerpen, en werd in 1861 professor aan de Staats-normaalschool te Lier.
Van zijne talrijke geschriften vermelden wij:
— „Kronyken der straten van Antwerpen (1853, 3 dln)”, — „Koben Daeltjes (1847)”, — „Dry kleine ware geschiedenissen (1848)”, — „Volksverhalen (1848 en later)”, — „In ’t schipperskwartier (1856 en later)”, — „De scheepstimmerlieden (1870)”, — „Hildegonde, een verhaal van het einde der 15de eeuw (1872)”, — „Dramata, verzameling van vier oorspronkelijke tooneelstukjes (1841)”, — eene menigte blij- en tooneelspelen, — „Beschrijving van de provincie Antwerpen (1852)”, — „Beschrijving van de provincie Oost-Vlaenderen (1858)”, — „Beschrijving der provincie Brabant (1861)”, — onderscheidene woordenboeken, — „Stijl en letterkunde, handboek voor het opstellen en beoordeelen van Nederlandsche geschriften (1866 en 1873)”, — „Over den toestand der Vlaemsche beweging (1849)”, — „Reinaert de Vos (1866)”, — „Jacob van Maerlant (1866)”, en — „Elizabeth Becker en Agatha Deken (1873)”, — benevens talrijke bijdragen in verschillende tijdschriften.