Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Serrure

betekenis & definitie

Serrure. Onder dezen naam vermelden wij:

Constant Philip Serrure, een verdienstelijk Belgisch letterkundige, geboren te Antwerpen den 22sten September 1805. Hij werd aldaar geplaatst op het kantoor van registratie, legde zich met ijver toe op de beoefening der Vaderlandsche geschiedenis en letteren en zette zijne studiën voort aan de hoogeschool te Leuven, waar hij met andere studenten een letterkundig genootschap stichtte. In 1832 werd hij doctor in de regten, vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad, werd archivaris van Vlaanderen en aanvaardde in 1835 de betrekking van hoogleeraar te Gent. Hier vereenigde hij zich met anderen ter handhaving van de belangen der Vlaamsche taal- en letterkunde en schreef met Blommaert, Frans de Vos en anderen de „Nederlandsche Letteroefeningen'’, terwijl hij voorts als medewerker optrad in onderscheidene andere tijdschriften. Van zijne geschriften vermelden wij: „Kronyk van Vlaenderen van ’t jaer 508 tot 1467 (met Blommaert 1839—1850)”, — „Dagverhael van den oproer te Antwerpen in 1659, (1839)”, — „De Grimbergsche oorlog, ridderdicht uit de XIV eeuw (met Blommaert, 1852—1854)”, — „Dystorie van Saladine”, — „Van Homula, een schoene comedie enz. (1857)”, — „De weerbare mannen van het land van Waes in 1480, 1552 en 1558(1861)”, — „Baghynken van Parijs (1860)”, — „Dat Dyalogus enz. (1861)”, — „Tafereelen uit het leven van Jezus. Een handschrift uit de XV eeuw (1863)”, — „Jacob van Maerlant’s drie boeken van den Wapene Martijn enz. (1855)”, — en „Vaderlandsch Muséum voor Nederduitsche letterkunde (1855—1863, 5 dln)”, terwijl hij in 1856 veel bijdroeg tot het uitgeven der „Graf- en gedenkschriften der Provincie Oost-VIaanderen. In 1854 waren hem ook de lessen opgedragen in de Nederlandsche letterkunde. Nadat hij gedurende 35 jaren als hoogleeraar was werkzaam geweest, ontving hij een eervol ontslag, vestigde zich te Mortzeele bij Gent, en overleed den 6den April 1872.

Constant A. Serrure, een zoon van den voorgaande en geboren den 10den Junij l835. Hij studeerde in de regten, de wijsbegeerte en de letteren aan de hoogeschool te Gent en promoveerde in de regten, waarna hij zich vestigde te Brussel. Behalve bijdragen in verschillende tijdschriften leverde hij: „Geschiedenis der Nederlandsche en Fransche letterkunde in het graefschap Vlaenderen enz. (met goud bekroond, 1855)”, — „Jacob van Maerlant (desgelijks eene bekroonde verhandeling, 1861)”, — „Jacob van Maerlant en zijne werken (1867)”, — „Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen (1872)”, — en eenige merkwaardige opstellen in het „Muséum” van zijn vader.

< >