Sebastópol of Sewastópel, eene oorlogshaven in het Russische gouvernement Taurië, ligt aan den zuidwestelijken uithoek van de Krim. De plaats, waar deze stad zich thans verheft, was in de dagen der Oudheid door Grieken bewoond, die er de kolonie Chersonesus deden verrijzen. Later behoorde zij tot het Rijk van de Bosporus en Pontus en kwam vervolgens onder de heerschappij der Romeinen. Reeds vroeg werd er uit Byzantium het Christendom gepredikt, en als koopstad was zij aan de Russen onder den naam van Korsoenj bekend.
De heerschappij der Mongolen vernietigde alle gemeenschap van Rusland met de Grieksche steden op den noordelijken oever van de Pontus, zoodat deze allengs begonnen te kwijnen. Toen het Khanaat van de Krim in 1783 aan Rusland verviel, werd door Potemkin de oorlogshaven Sebastópol gesticht, en deze vervolgens onder keizer Nicolaas aanmerkelijk verruimd ten behoeve der Zwarte Zee-vloot. De stad verkeerde in een bloeijenden toestand bij den aanvang van den Krim-oorlog, waarin zij van 5 October 1854 af door de vereenigde troepen van Frankrijk, Engeland, Turkije en Sardinië te land en te water werd ingesloten en gebombardeerd. De verwonderlijk sterke vestingwerken verhieven zich hoofdzakelijk aan de zijde der zee, want met de versterking naar de landzijde was bij het begin van den strijd naauwelijks een aanvang gemaakt. De toegang tot de reede werd aan de zuidzijde verdedigd door het Quarantaine- en het Alexanderfort, aan de noordzijde door het fort Constantijn, — de toegang tot de zuidelijke baai door de forten Nikolaas en Paul, en tegenover deze waren aan de noordzijde 2 batterijen opgeworpen. In het geheel werd de haven bestreken door 700 stukken geschut van het zwaarste kaliber. De forten waren van kalksteen gebouwd, 2 of 3 verdiepingen hoog en van kazematten voorzien. De verdedigingslinie aan de landzijde bestond bij de komst der vijandelijke troepen uit een vrijstaanden, gecreneleerden muur, hier en daar door defensieve kazernes versterkt.
Behalve enkele andere versterkingen was er alleen de Malakoftoren geheel voltooid. Aan de noordzijde verhief zich, 1200 schreden van den oever, het Noorderfort, en ten westen daarvan de Wolochowtoren. Alle andere werken werden meestal onder het vuur van den vijand onder de leiding van den uitstekenden generaal Todleben aangelegd. Door bestorming van het Kornilewbastion op den 8sten September 1855 viel Sebastópol na eene belegering van 11 maanden in de handen der Verbondene Mogendheden. Bijna de geheele stad was in een puinhoop herschapen en de nog ongerept geblevene forten en dokken aan de zuidzijde van de reede werden door de veroveraars verwoest.
Na den Vrede van Parijs werd de stad allengs herbouwd, maar zij klom niet weder tot hare voormalige welvaart. Thans (1878) telt men er omstreeks 12000 inwoners, meestal militairen, doch nadat zij door een spoorweg met het binnenland verbonden werd, begint de handel er zich krachtig te ontwikkelen. De stad is door hare baaijen in 3 deelen gesplitst, en zij ligt op eene helling aan eene der schoonste reeden, die ergens te vinden zijn. Bij den aanvang der belegering hebben de Russen er 6 linieschepen in den toegang tot de haven laten zinken, en deze zijn tot nu toe nog niet boven water gebragt. In 1874 verschenen in de haven van Sebastópol 308 zeeschepen en 82 kustvaarders, terwijl 312 zeeschepen en 67 kustvaarders er uitzeilden.