Taurië, het zuidelijkste gouvernement van Rusland, omvat het schiereiland de Krim en een gedeelte van het vasteland, grenst in het zuiden aan de Zwarte Zee en aan de Zee van Azof, in het westen aan het gouvernement Cherson en in het noorden en oosten aan Jekaterinoslaw, en heeft eene oppervlakte van 1111 □ geogr. mijl. Het is verdeeld in 8 arrondissementen, van welke 5 in de Krim gelegen zijn (zie onder Krim). De vastelandsarrondissementen maken deel uit der steppe, en de bodem bestaat uit leisteen, kwartszand en klei, doch hier en daar ook uit zwarte aarde. De éénige belangrijke rivier is er de Dnjepr, waarlangs hout en zout worden vervoerd.
Het klimaat is er zacht en in het algemeen gezond, behalve aan de moerassige zeekust, en de gemiddelde jaarlijksche temperatuur bedraagt er 11° C. Taurië is een schraal bevolkt gouvernement, dat niet veel meer dan 700000 inwoners telt. Onder deze heeft men 100000 Tartaren, 50000 Duitsche kolonisten, 22000 Boelgaren, 15000 Israëlieten, 14000 Grieken en 11000 Armeniërs. De voornaamste bedrijven in de noordelijke gedeelten zijn de veeteelt, de landbouw en het winnen van zout, alsmede tuin- en wijnbouw. De vooruitgang in den landbouw is men er aan de Duitsche kolonisten, in het bijzonder aan de Doopsgezinden, verschuldigd. De voortreffelijkste wijngaarden vindt men er langs den zuidelijken oever van de Krim van kaap Aloesjta tot aan kaap Laspi, en de tuinen leveren er uitmuntende appels en peren. De fokkerij van merinoschapen is er van belang, doch de fabrieknijverheid heeft weinig te beteekenen. De voornaamste uitvoerartikelen zijn er: tarwe, wol, zout, visch, vruchten en wijn. De hoofdstad is Simferópel.
