Schors is de naam van het buitenste bekleedsel van boomstammen. Het bestaat uit vier lagen, namelijk de opperhuid, de buitenste schorslaag, de binnenste schorslaag en den bast. De opperhuid is bij alle jonge stammen en takken het buitenste omkleedsel, van spleetopeningen en dikwijls ook aan de oppervlakte van stekels en andere organen voorzien. Wordt de plant ouder, dan scheurt de opperhuid, om eerlang geheel en al te verdwijnen. — De buitenste schorslaag, onder de opperhuid gelegen, bestaat uit tafel- of dobbelsteenvormig celweefsel, maar als de opperhuid verdwijnt, ontstaat er eene vorming van talrijke, horizontale rijen met elkander verbondene cellen, waardoor zij in eene kurklaag verandert.
Is zij als zamenhangend geheel zeer rekbaar, dan ontvangt zij den naam van periderma. Bij den berkeboom bestaat zij uit een groot aantal lagen, welke zoo dun zijn als papier. — De binnenste schorslaag bestaat uit nagenoeg ronde, dikwijls met bladgroen gevulde cellen. — Omtrent den bast raadplege men het artikel onder dezen naam. — Bij vele boomen, vooral in een ruw klimaat, wordt de schors, die zich niet genoeg met den houtgroei kan uitzetten, door onregelmatige, netvormige spleten ingescheurd. Daardoor ontstaat de ruwe schors bij pere- en eikeboomen, en zelfs het fraaije periderma van kerse- en berkeboomen splijt wel van één. Door vele boomen, bijv. door den plataan, worden de buitenste schorslagen als schubben afgeworpen, en men merkt dit verschijnsel vooral ook op bij den wijnstok. De schors is een gewigtig deel van den stam.
Wanneer men rondom dezen een kleinen schorsring wegsnijdt, moet de boom sterven. Door de schors toch dalen de sappen naar beneden, die in het jonge hout opklimmen. Zij is dan ook de verzamelplaats van vele zelfstandigheden, die men in het hout slechts in geringe mate aantreft, zoodat menige soort van schors van belang is wegens hare geneeskrachtige eigenschappen. In kruidachtige stengels vindt men soms onder de opperhuid een wit glinsterend parenchym, met den naam van collenchym bestempeld. Bij de grassen en cypergrassen heeft men bastvezels onmiddellijk onder de opperhuid.