Schmid. Onder dezen naam vermelden wij:
Karl Christian Erhard Schmid, een verdienstelijk letterkundige. Hij werd geboren den 24sten October 1761 te Heilsberg in het land van Weimar, studeerde te Jena, werd in 1791 hoogleeraar te Gieszen, in 1793 te Jena, en overleed aldaar den lOden April 1812. Van zijne geschriften vermelden wij: „Kritik der reinen Vernunft (1786; 4de druk 1802)”,— „Wörterbuch zum Gebrauch der Kant’schen Schriften (1786; 3de druk 1795)”, — „Versuch einer Moralphilosophie (1790; 4de druk 1802)”, — „Empirische Psychologie (1791, 2 dln; 2de druk 1796)”, — „Physiologie, philosophisch bearbeitet (1798—1801, 3 dln)”, — en „Algemeine Encyklopadie und Methodologie der Wissenschaften (1810)”.
Christoph von Schmid, een schrijver voor de jeugd, geboren den 15den Augustus 1768 te Dinkelsbühl, studeerde te Dillingen, ontving in 1791 de priesterwijding, werd schoolopziener te Thannhausen aan de Mindel, in 1816 pastoor te Stadion bij Ulm, in 1827 domheer te Augsburg, en overleed aldaar den 3den September 1854. Van zijne talrijke, in verschillende talen overgebragte werken voor het aankomend geslacht, in 1860 in 18 deeltjes verzameld, vermelden wij: „Die Ostereier”, — „Genoveva”, — „Der Weihnachtsabend”, — „Rosa von Tannenburg”, — en „Das Blumenkörbchen”. Zijne „Erinnerungen” zijn in 1853—1857 in 4 deelen — zijne „Briefe und Tagebuchblätter” in 1868 in het licht verschenen.
Leopold Schmid, een vrijzinnig R. Katholiek godgeleerde en schrijver, geboren te Zürich den 18den Mei 1808, studeerde te Tübingen, München en Marburg, bekleedde hier en daar het ambt van pastoor en werd in 1839 professor in de R. Katholieke theologie en in 1842 in de Philosophie te Gieszen. In 1849 zag hij zich gekozen tot bisschop van Mainz, maar de Paus weigerde de bevestiging, waarna hij het hoogleeraarsambt in de godgeleerdheid nederlegde en zich bij dat in de wijsbegeerte bepaalde. Van zijne geschriften vermelden wij: „Ueber die jüngste Mainzer Bischofswahl (1850)”, — „Der Geist des Katholicismus oder Grundlegung der christlichen Irenik (1848—1850, 4 dln)”, — „Grundzüge der Einleitung in die Philosophie (1860)”. — „Das Gesetz der Persönlichkeit (1862)”, — „Ultramontan oder Katholisch (1867)”, — en „Mittheilungen aus der neuesten Geschichte der Diöcese Mainz (1868)”. Hij overleed den 20sten December 1869, nadat hij 2 jaar te voren de R. Katholieke Kerk verlaten had.
Hermann Theodor Schmid, geboren den 3Osten Maart 1815 te Weiszenkirchen in Opper-Oostenrijk. Hij studeerde te München in de regten, trad in Beijersche staatsdienst, werd in 1848 lid van het geregtshof te München, maar ontving reeds in 1850 pensioen wegens zijne deelneming aan de staatkundige bewegingen van dien tijd. Daarna hield hij zich uitsluitend bezig met letterkundigen arbeid. Het eerste stuk van zijne hand, dat in het licht verscheen, was het treurspel: „Camoëns”, dat in 1843 met bijval werd opgevoerd. Voorts leverde hij boeijende opstellen in de „Gartenlaube”. Van zijne romans noemen wij: „Das Schwalberl (1861)”, — „Alte und neue Geschichten aus Bayern (1861)”, — „Der Kanzler von Tirol (1862, 3 dln)”, — „Almenrausch und Edelweisz (1864)”, — „Bayrische Geschichten aus Dorf und Stadt (1864, 2 dln)”,— „Im Morgenroth (1864, 3 dln)”, — „Friedel und Oswald (1866, 3 dln)”, — „Mütze und Krone (1869, 5 dln)”, — „Die Türken in München (1872, 2 dln)", — „Concordia (1874)”, — en „Der Bauernrebell (1876)”. Zijne „Dramatische Schriften (1873)” zijn in 2 en zijne „Gesammelte Schriften (2de druk 1873)” in 29 deelen in het licht verschenen.
Ferdinand von Schmid, een verdienstelijk dichter, bekend onder den naam van Dranmor. Hij werd geboren den 22sten Julij 1823 te Muri bij Bern, legde zich toe op den handel en vertrok naar Brazilië, waar hij een handelshuis stichtte te Rio de Janeiro en in 1852 tot Oostenrijksch consul-generaal benoemd werd. Daarna knoopte hij betrekkingen aan met Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk. In 1872 vestigde hij zich te Parijs, maar vertrok in 1875 weder naar Rio de Janeiro. Als dichter onderscheidt hij zich door eene rijke verbeelding, een diep gevoel en meesterschap over de taal. Hij leverde: „Poëtische Fragmente (1860; 2de druk 1865)”, — „Kaiser Maximilian (1868)”, — en „Requiem (2de druk 1870)”. Zijne „Gesammelten Dichtungen (1873; 2de druk 1876)” bevatten daarenboven den: „Damonenwalzer”.