Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Schinkel

betekenis & definitie

Schinkel. Onder dezen naam vermelden wij:

Karl Friedrich Schinkel, een uitstekend bouwkundige en schilder, geboren te Neuruppin den 13den Maart 1781. Hij bezocht het gymnasium aldaar en te Berlijn en wijdde zich vervolgens aan de studie der schoone bouwkunst onder de leiding van Gilly, vader en zoon. Toen Friedrich Gilly overleed, zag hij zich belast met het voortzetten van diens arbeid, doch na eene reis in Italië en op Sicilië bepaalde hij zich in 1806 bij het landschapschilderen. In 1811 werd hij lid van de Koninklijke Académie te Berlijn en in 1820 hoogleeraar aan die inrigting en lid van den académischen senaat, — voorts in 1815 geheim opperbouwraad, in 1819 lid van de technische commissie in het ministérie voor handel, nijverheid enz., in 1839 opperbouwdirecteur des Iands, en overleed den 9den October 1841. De Koning deed zijn marmeren standbeeld in het door hem gebouwde muséum plaatsen. Schinkel bewoog zich in het algemeen in eene klassieke rigting, maar was tevens volkomen bekend met den middeneeuwschen bouwstijl. Bovenal evenwel huldigde hij de Grieksche kunst. Van de door hem ontworpene gebouwen noemen wij: het muséum te Berlijn. — den nieuwen schouwburg aldaar, — een paleis voor den Prins van Pruissen, — de sterrewacht, — den voorgevel der artillerieschool, — het casino te Potsdam, — onderscheidene woningen te Berlijn, — voorts het kasteel Krzeskovice, — het kleine slot te Glienecke bij Potsdam, — het kasteel Tegel, — en den Charlottenhof bij Potsdam.

In den stijl van de Toscaansche paleizen ontwierp hij dat van graaf Redern te Berlijn. Prachtig is voorts de door hem ontworpjen schouwburg te Hamburg. Ook heeft hij onderscheidene plannen van kerken geleverd, alsmede één tot herschepping van de Acrópolis te Athene in een vorstelijk paleis, en één voor de Villa Orianda in de Krim. Vooral openbaart zich zijne klassieke rigting in de door hem ontworpene gedenkteekenen, bijv. in dat van Frederik de Groote te Berlijn, — in dat op den Kreuzberg nabij genoemde stad, en in het praalgraf van Scharnhorst. Voorts ontwierp hij de nieuwe „Schloszbrücke” te Berlijn en verschillende gevels. Van zijne landschappen vermelden wij: een gezigt op den schouwburg te Taormina, — het St. Marcusplein te Venetië, — de grotten bij Sorrento, — den dom te Milaan, — de St. Pieterskerk te Rome, van binnen, — en het Capitool bij maneschijn. Ook heeft hij op het gebied van het decoratieschilderen nieuwe wegen aangewezen. Eindelijk leverde hij: „Sammlung architektonischer Entwürfe (1820—1837, 28 stukken; nieuwe uitgave 1857—1858, 174 platen met tekst)”,— „Werke der höhern Baukunst: Akropolis zu Athen (10 platen) und Palast Orianda in der Krim (15 platen) (1846—1849; nieuwe druk 1873)”, — „Grondlagen der praktischen Baukunst (1834; 2de druk 1835, 2 dln)”, — „Schinkel’s Möbelentwürfe (1835—1837,16 platen; nieuwe druk 1852)”, — en „Aus Schinkel’s Nachlasz (1862-1864, 4 dln)”.

Adrianus David Schinkel, een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige. Hij werd geboren te ’s Gravenhage den 17den December 1784, werd leerling, vervolgens deelgenoot in eene boekdrukkerij, droeg in 1845 zijne zaak over aan de firma Belinfante, en overleed den 24sten April 1864. Met grooten ijver legde hij zich toe op het verzamelen van oude handschriften, brieven, wiegedrukken, gedenkpenningen enz. en deed vooral groote moeite, om de eer van Laurens Jansz. Coster te Haarlem als uitvinder der boekdrukkunst te handhaven. Hij was lid van nagenoeg alle geleerde genootschappen in Nederland, alsmede ridder van de Orde van de Eikenkroon en van die van den Nederlandschen Leeuw. Van zijne geschriften vermelden wij: „Handleiding tot het corrigéren van drukproeven enz. (1838)” — „Aanteekeningen van Frans van Mieris op zijne beschrijving der bisschoppelijke munten en zegelen enz. (1838)”, — „Albert Durer’s dagverhaal zijner Nederlandsche reize in 1520— 1521, met aanteekeningen (1840)”, — „Opgave der handschriften van Constantijn en Christiaan Huygens enz. (1840)”, — „Beschrijving van het handschrift der Batavia van Hadrianus Junius enz. (1840)”, — en „Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantijn Huygens enz. (1851)”. Onderscheidene merkwaardige opstellen van zijne hand werden gedrukt, maar niet in den handel gebragt, en zijne uitgebreide boek- en kunstverzameling is na zijn overlijden in het openbaar verkocht.

< >