Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schaakspel

betekenis & definitie

Schaakspel (Het) is het meest algemeen verspreide en tevens het vernuftigste spel, omdat daarbij de overwinning niet behaald wordt door het toeval, maar door schranderheid, beleid en doorzigt. Het stelt eigenlijk een veldslag voor. Twee legers van gelijke sterkte, namelijk 16 witte en even zooveel zwarte figuren staan op een bord, hetwelk in 64 vierkante vakken is verdeeld (zie bijgaande figuur). Elk der 2 spelers bestuurt zijn leger en zoekt daarmede zóó te manoeuvréren, dat hij den koning van zijne tegenpartij mat (van het Arabische woord math of dood) zet, dat wil zeggen, dezen zoo te omsingelen, dat hij zich moet overgeven.

Daarmede eindigt het spel. Genoemde 16 figuren aan iedere zijde zijn: de koning (dd), de koningin (ee), 2 raadsheeren of loopers (cc, ff), 2 paarden of ridders (bb,gg), 2 kasteelen (aa, hh) en 8 boeren, knechten of pionnen (2—2, 7—7). De acht voornaamste stukken staan op de twee het verst van elkander verwijderde rijen, namelijk de kasteelen in de hoeken, dan de paarden, daarna de raadsheeren, de koningin op hare kleur (wit of zwart) en naast haar de koning. Op de beide volgende rijen staan de pionnen. De kasteelen bewegen zich in eene regte rigting over beide kleuren, de raadsheeren, in ’t Fransch „fous” geheeten, in eene schuinsche over de kleur, waarop deze geplaatst zijn, en de paarden springen schuins op het derde vak, daarbij steeds van kleur veranderend. De koningin volgt zoowel de wegen der kasteelen als die der raadsheeren en is het belangrijkste stuk, en de koning beweegt zich in alle rigtingen, maar slechts een enkelen stap, zoodat hij nooit verder gaat dan op een aanliggend vak.

De pionnen kunnen bij den eersten zet één of twee vakken worden vooruitgeschoven, doch bij de volgende zetten slechts één vak, en zij slaan regts en links van het voor haar liggend vak. Het schaakbord wordt zóó geplaatst, dat ieder speler een wit hoekvak der onderste rij aan zijne regterhand heeft (hs). Wijders slaan de verschillende hoofdfiguren alles, wat zich op plaatsen bevindt, die zij geregtigd zijn te bezetten. Loopen koning en koningin gevaar, bij een volgenden zet genomen te worden, dan waarschuwt de tegenspeler den eigenaar van die stukken met de woorden: „De koning schaak” of „De koningin schaak”. Eindelijk is bij het schaakspel zooveel op te merken, dat wij bij eene mededeeling daarvan het bestek van dit Werk ver zouden overschrijden, weshalve wij ons bij deze beschrijving van het schaakbord, de stukken en den algemeenen loop van deze bepalen.

Het oudste schaakbord, waarvan gesproken wordt, is het Indische dobbelsteen-schaakbord, dat echter slechts in de verte op het onze gelijkt. Het wordt door 4 personen, met hulp van dobbelsteenen, gespeeld. Daaruit ontwikkelde zich het Perzisch-Arabische schaakbord, en van den Perzischen koningstitel Sjach is het woord schaakspel afkomstig. Het werd door de Arabieren naar Europa gebragt en tegen het einde der 15de eeuw aanmerkelijk gewijzigd en verbeterd. Zoodoende ontstonden er onderscheidene werken over het schaakbord, zooals van Lucena (1497)., Damiano (1512), Ruy Lopez (1467), Gianuzio (1597), Salvio (1604 en 1634), Carrera (1617) en Greco (1619). Italië en Spanje waren in de 16de en in den aanvang der 17de eeuw het vaderland van de beroemdste schaakspelers, zooals Leonarda il Puttino, Paolo Boi en Ruy Lopez. Van den Dertigjarigen Oorlog tot aan het midden der 18de eeuw werd in Europa weinig om het schaakspel gedacht, doch omstreeks laatstgenoemden tijd ontstonden in Frankrijk en Italië de scholen van Philidor en Ercole del Rio, en op hen volgden Stein in Nederland en Allgaier te Weenen.

In de eerste helft onzer eeuw was het schaakspel in Engeland, Frankrijk, Duitschland en ons Vaderland algemeen in zwang, en eerst in den laatsten tijd heeft het vrienden verworven in Noord-Amerika. De wedspelen tusschen den Franschman Labourdonnais en den Ier Mac Donnell (1834) baarden veel opzien; in 1841 stichtte Staunton in Engeland een tijdschrift voor het schaakspel, en 5 jaar later volgde Bledow te Berlijn dat voorbeeld. In 1851 werden de beste spelers uit alle oorden der wereld te Londen bijeengeroepen, om deel te nemen aan een wedstrijd, en de eerste prijs viel bij deze gelegenheid ten deel aan een Duitscher, A. Andersen, die ook bij latere gelegenheden (1862 te Londen en 1870 te Baden-Baden) de overwinning behaalde. De geniale Amerikaan Morphy, die omstreeks 20 jaar geleden al zijne landgenooten mat zette, heeft aan geen Européschen schaakstrijd van den eersten rang deelgenomen. Zulk een strijd had plaats in 1867 te Parijs, waar Kolischen in 1873 te Weenen, waar Steinitz als overwinnaar werd gekroond. Tegenwoordig ziet men in onderscheidene tijdschriften en dagbladen schaakproblema’s opgegeven, en eene merkwaardige geschiedenis van het schaakspel is in het licht gegeven door onzen landgenoot van der Linde.