Saffloer of basterdsaffraan noemt men de gedroogde, donker roodachtig-gele, buisvormige bloemen van Carthamus tinctorius, welke plant in Egypte, Perzië, Oost-Indië, Mexico, Columbia, Nieuw-Zuidwallis, Spanje, Hongarije, Thüringen en de Pfalz verbouwd wordt. De ingezamelde saffloer wordt terstond in de schaduw gedroogd of eerst in water van eene gele kleurstof bevrijd. In Egypte kneust men daartoe de bloemen onder molensteenen, wascht den brij met water en droogt de overblijvende massa tot kluiten. Op dergelijke wijze handelt men ook te Bombay, maar de Perzische en Bengaalsche saffloer komt in de gedaante van koeken in den handel.
Laatstgenoemde twee soorten worden voor de beste gehouden. De saffloer bevat, behalve gemelde gele verwstof, ook eene roode, carthamine (C14H1607) genaamd, welke tot het verwen van zijde, alsmede tot blanketsel gebruikt wordt. Wij geven hierbij eene afbeelding van bovengenoemde plant, namelijk in a een stengeltop op ⅔de der natuurlijke grootte, in b een bloempje op ¾de der natuurlijke grootte, in c een meeldraad op 8-voudige grootte, in d een stamper met den stempel, in e een stuifmeelkorrel op 100-voudige grootte, in f eene vrucht op ⅔de der natuurlijke grootte, en in g deze laatste van boven op 3-voudige grootte.