Rubiaceën is de naam eener tweezaadlobbige plantenfamilie uit de orde der Caprifoliaceën (Aggregaten). Zij omvat een aantal kruiden, maar meerendeels heesters en boomen met ronde of vierkante, vaak knoopig gelede stengels. De bladeren zijn tegenoverstaande, de steunbladen vrij of met de basis der bladeren zamengegroeid, wel eens nagenoeg zoo groot als de bladeren zelven. Deze laatste zijn enkelvoudig, gaaf, gesteeld of zittend.
De bloemen zijn meestal volkomen, regelmatig en in beschermen, aren of hoofdjes geplaatst. De kelk vormt om den bovenrand van het onderstandig vruchtbeginsel somtijds een afgeknotten, gaven, en somtijds een 2tot 6-spletigen of getanden, overblijvenden of afvallenden zoom. De bloemkroon staat op den kelk; zij is trechter-, schotel-, klok- of radvormig, 4tot 6-spletig met gelijke of eenigzins ongelijke slippen. De meeldraden verheffen zich op de bloemkroonbuis en wisselen af met de slippen van deze; zij hebben draad- of priemvormige helmdraden en 2-hokkige helmknoppen. Het onderstandig vruchtbeginsel bestaat uit 2 of meer vruchtbladen, heeft evenzoovele hokken en is op den top gekroond met eene min of meer ontwikkelde, vleezige schijf en voorzien van een stamper met een 2- of meerspletigen stempel. De anatrope of amphitrope zaadknoppen bevinden zich alleen of in grooteren getale in ieder hok in den binnenhoek; zij kunnen ook hangend of klimmend wezen. De vrucht kan eene splitvrucht, eene zaaddoos, eene bes of eene steenbes zijn met één- of veelzadige hokken.
De zaden zijn op den rug bol of zamengedrukt, en bevatten meestal een digt, vleezig, kraakbeenachtig kiemwit en eene regte of gekromde kiem. De Rubiaceën zijn gesplitst in 2 onderafdeelingen: de Caffeaceën met één-, zelden tweezadige vruchthokken, waartoe vele vreemde en alle inlandsche geslachten behooren, en de Cinchonaceën met veelzadige vruchthokken, slechts buitenlandsche geslachten omvattend. Deze familie telt in ongeveer 250 geslachten nagenoeg 1900 soorten, welke men meerendeels in de keerkringslanden aantreft. Vele onderscheiden zich door eigenaardige alkaloïden (chinine, chinconine, caffeïne) of door zamentrekkende en bittere bestanddeelen. Ook bevatten zij merkwaardige organische zuren (chinazuur, koffijzuur). Men vindt in deze familie belangrijke geneeskrachtige gewassen, planten voor dagelijksch gebruik, en andere, die verwstoffen opleveren.