Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rozenkruisers

betekenis & definitie

Rozenkruisers is de naam der leden van een geheim genootschap der 17de eeuw, die zich eene algemeene verbetering der Kerk hadden ten doel gesteld, namelijk eene zuivering van deze van het gnostisch mysticismus en van het scholastiek orthodoxismus, ten einde haar terug te brengen tot een zuiver bijbelsch standpunt, terwijl zij tevens het heil der Staten en der ingezetenen op een degelijken grondslag wilden vestigen. Dit denkbeeld ging uit van Johann Valentin Andreä (+ te Stuttgart in 1654) en werd door hem toegelicht in de drie vlugschriften: „Fama fraternitatis (1814)”, — „Confession der Societät der Rosenkreuzer (1613)”, — en „Chymische Hochzeit von Christian Rosenkreutz (1616)”, die welligt gedeeltelijk van satyrieken aard zijn en de toenmalige goudmakerij in een bespottelijk daglicht stellen. De vervaardiger noemde zich in deze naamlooze vlugschriften een ridder van het rozenkruis, omdat hij, doelende op zijn naam, een Andréaskruis met 4 rozen (het zinnebeeld der geheimhouding) in zijn wapen voerde, hetwelk later met het randschrift: „Crux Christi Corona Christianorum” het algemeene wapen der Rozenkruisers werd. In de laatste der drie brochures deelde hij mede, dat een Duitsch edelman, Christian Rosenkreuz, in 1378 het Oosten bezocht en van de i Indische Wijzen de verborgenheden van den steen der wijzen en van het elixir des levens vernomen had, waaromtrent in 1604 schriftelijke aanteekeningen in zijn graf waren ontdekt.

De Fraternitas Christiana, in 1620 gesticht, bleef ten gevolge van den Dertigjarigen Oorlog in een kwijnenden toestand. Daarentegen maakten eerlang dweepers, mystieke wijsgeeren en goudzoekers zich meester van het door Andréa geopperde denkbeeld, en in 1622 ontstond te ’s Gravenhage eene vereeniging van Rozenkruisers, welke hare vertakkingen had te Amsterdam, Nürnberg, Hamburg, Dantzig enz. en zich tot in Italië, vooral te Mantua en Venetië, uitbreidde. De leden dezer vereeniging noemden zich de ware Rozenkruisers en hielden Christian Rose voor haren grondlegger. De nieuwe Rozenkruisers, die in 1756—1768 als bezitters van een hoogeren graad der Vrijmetselarij ontstonden, beijverden zich, hunne orde voor te stellen als afkomstig van de vroegere Rozenkruisers. Daarenboven verkeerden zij in den waan, dat de eigenlijke geheimen der Vrijmetselarij in een wolk van theosophie, magie en alchemie gehuld waren en alleen voor de hoogst-ingewijden werden ontsluijerd. G. Schrepfer te Leipzig bezigde, evenals Cagliostro, het geloof der onnoozelen aan een met buitengewone kennis toegerust verbond der Rozenkruisers, om zich voor een agent van dat verbond uit te geven en vele ligtgeloovige aanzienlijken op te ligten, bijv. den hertog van Koerland, graaf Brühl, den Saksischen minister von Wurmb, den lateren Pruissischen minister Wöllner, enz. — Bij de Fransche Vrijmetselaars is de graad van ridder of prins van het Rozenkruis (Ie souverain prince Rose-croix) de zevende of hoogste van den Rite Français.

< >