Rosas (Don Juan Manuël de), dictator der Argentijnsche Confederatie, geboren te Buénos Ayres den 30sten Maart 1793, was de telg van een Spaansch geslacht, maar bragt de dagen zijner jeugd door op landhoeven onder de Gaucho’s, wier zeden en gewoonten hij zoo volkomen aannam, dat zij hem later als een der hunnen beschouwden en hem bij het volvoeren zijner eerzuchtige plannen bijstand verleenden. Nadat hij in 1828 als opperhoofd der Foederalisten in den strijd tegen de Unitariërs was opgetreden, zag hij zich den 8sten December 1829 tot kapitein-generaal van Buénos Ayres benoemd en alzoo tot opperhoofd der Argentijnsche Republiek. Hij bekleedde die betrekking gedurende 23 jaren en verkreeg allengs eene dictatoriale magt. Hij deed zijne tegenstanders bij duizenden ombrengen, en kende geene grenzen voor de aanmatiging zijner heerschzucht.
Op den 3den Februarij 1853 werd hij door Urquiza, gouverneur van Entre Rios, met hulp van Brazilië en Uruguay, van zijn gezag beroofd. hij kwam den 26sten April 1852 te Plymouth en woonde na dien tijd als pachter bij Southampton. Zijn verbazend groot vermogen, in landerijen en vee bestaande, werd door het Voorloopig Bewind der Argentijnsche Republiek ten behoeve van den Staat verbeurd verklaard en hij zelf in 1861 bij verstek ter dood veroordeeld. Intusschen kreeg hij later een gedeelte van zijne fortuin terug, en overleed den 14den Maart 1877.