Rochambeau. Onder dezen naam vermelden wij:
Jean Baptiste Donatien de Vimeur, graaf de Rochambeau, maarschalk van Frankrijk, geboren den 1sten Julij 1725 te Vendôme. Hij trad in 1742 in militaire dienst, onderscheidde zich in den Oostenrijkschen Successie-oorlog, nam in 1756 deel aan de expeditie tegen Minorca en was in den Zevenjarigen Oorlog brigade-generaal der infanterie. In 1780 verkreeg hij als luitenant-generaal het opperbevel over een korps van 6000 man, hetwelk onder admiraal Ternay den Noord-Amerikanen werd ter hulp gezonden. Op den 10den Augustus stapte hij met zijne manschappen te RhodeIsland aan wal, maar kon zich eerst in 1781 met Washington vereenigen. Met dezen rukte hij nu snel voorwaarts naar Virginia en noodzaakte den 19den October een Engelsch leger van 8000 man, dat zich onder aanvoering van Cornwallis in Yorktown bevond, tot capitulatie.
Na zijn terugkeer werd hij belast met het bestuur in Artois en Picardië, in 1788 met het handhaven der orde in den Elzas, en in 1790 ontving hij den maarschalksstaf en het bevel over het noorderleger. Daar hij bij het uitbarsten van den oorlog in 1792 te kennen gaf, dat men zich enkel bij de verdediging bepalen moest, verloor hij het vertrouwen der revolutionaire partij, zoodat hij den 15den Junij van dat jaar zijn kommando nederlegde en zich naar zijn landgoed bij Vendôme begaf. Niettemin werd hij na den val der Girondijnen in hechtenis genomen en voor de revolutionaire regtbank gesteld, doch de vernietiging van het Schrikbewind redde hem van den dood. Napoleon I schonk hem in 1803 het grootkruis van het Legioen van Eer en het maarschalkspensioen. Rochambeau overleed den l0den Mei 1807, en zijne „Mémoires” werden door Lancival in het licht gegeven.
Donatien Marie Joseph de Vimeur, vicomte de Rochambeau, een Fransch generaal en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1750, nam deel aan de expeditie naar Noord-Amerika onder het opperbevel van zijn vader en verkreeg in Julij 1792 het kommando in de Fransch-West-Indische koloniën, bragt op San Domingo de oproerige Negers tot onderwerping, verdreef op Martinique de koningsgezinden en Engelschen en bevrijdde ook Guadeloupe en Ste Lucie, maar moest in Maart 1794 Fort Royal bij capitulatie aan de Engelschen overgegeven. In 1796 werd hij door het Directoire nogmaals naar San Domingo gezonden ter demping van den opstand, doch zijne krijgsmagt was te klein voor die taak. In 1802 vertrok zij met Leclerc voor de derde maal naar San Domingo en aanvaardde na diens dood in November 1803 het opperbevel. Te vergeefs poogde hij door ongehoorde gruwelen de gekleurde bevolking van dat eiland tot onderwerping te brengen; de gele koorts verzwakte eerlang het Fransche leger zoozeer, dat hij zich den 30den November aan den Britschen admiraal moest overgeven. In 1811 werd hij uitgewisseld, ontving in den veldtogt van 1813 het bevel over een korps van Lauriston en sneuvelde in den volkerenslag bij Leipzig den 18den October van dat jaar.