Ribbeck (Otto)

betekenis & definitie

Ribbeck (Otto), een verdienstelijk letterkundige, geboren te Erfurt den 23sten Julij 1827, studeerde te Bonn en te Berlijn, volbragt in 1852 eene reis naar Italië, werd in 1854 leeraar aan het gymnasium te Elberfeld en zag zich in 1856 benoemd tot hoogleeraar te Bern, in 1861 te Basel, in 1862 te Kiel, in 1872 te Heidelberg en in 1877 te Leipzig. Hij heeft voortreffelijke uitgaven bezorgd der werken van Virgilius (1859—1868) en Juvenalis (1859). Voorts leverde hij: „Fragmenta scenicae romanorum poeseos (1852—1855, 2 dln; 2de druk 1871—1772)”, — Ueber die mittlere und neuere attische Komödie (1851) ’, — „Ueber Catull (1863)”, — „Die symmetrische Komposition in der antiken Poesie (1861), — „Der echte und unechte Juvenal (1865)”, — „Berträge zur Lehre von den lateinischen Partikeln (1869)”, — „Anfänge und Entwickelung des Dionysoskultus in Attika (1869)”, — „Sophokles und seine Tragödien (1869)”, — en „Die römische Tragödie im Zeitalter der Republik (1875)”.